Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 12 juli 2017 met de daaraan ten grondslag liggende processtukken
- de akte overleggen producties 20 t/m 24 en aanbod tot getuigenbewijs van [eiseressen c.s.] van 7 maart 2018
- het proces-verbaal van de comparitie van 22 maart 2018 met daaraan gehecht de reacties van [eiseressen c.s.] (4 april 2018 )en [gedaagden c.s.] (5 april 2018)
- de akte van [eiseressen c.s.] van 4 april 2018
- de antwoordakte van [gedaagden c.s.] van 2 mei 2018
- de akte uitlaten producties van [eiseressen c.s.] van 30 mei 2018
2.De feiten
betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten die vergelijkbaar of concurrerend zijn met de activiteiten van de Vennootschap en de Dochtervennootschap zoals omschreven in overweging C. van deze Overeenkomst;
3.Het geschil
4.De beoordeling
Concurrerend handelen
– samengevat – aan dat [gedaagde sub 4] in de aanloop naar de koop van [eiseres sub 2] enkele boekingen heeft gedaan in de financiële administratie van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 2] Duitsland waardoor de financiële toestand van de onderneming rooskleuriger is voorgesteld dan deze in werkelijkheid was.
€ 3.464,46 en voor [eiseres sub 2] Duitsland van € 1.335,89 betekent dat, dat de cijfers over het eerste kwartaal van 2014 waren geflatteerd voor [eiseres sub 2] met € 36.194 en voor [eiseres sub 2] Duitsland met
€ 42.684. Ten opzichte van de in de mail van 2 juli 2014 gepresenteerde brutowinst over het eerste kwartaal van 2014 een negatief verschil van bijna 20% voor [eiseres sub 2] en ruim 40% voor [eiseres sub 2] Duitsland. [gedaagden c.s.] moet hebben geweten dat de verstrekte cijfers over het eerste kwartaal van 2014 een belangrijke factor voor [eiseres sub 1] waren voor de aankoop van de aandelen c.q. voor de hoogte van de te betalen koopprijs. De rechtbank concludeert dan ook dat door de boekingen de door [gedaagden c.s.] verstrekte cijfers over het eerste (en daarmee ook het tweede kwartaal) van 2014 te rooskleurig waren. Aannemelijk is dat [eiseressen c.s.] als gevolg daarvan een hogere koopprijs voor de aandelen heeft betaald dan zij bereid zou zijn geweest te betalen als de cijfers op de juiste manier waren gepresenteerd.
5.De beslissing
8 augustus 2018voor uitlating door [gedaagden c.s.] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden september tot en met november 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
8 augustus 2018, bij akte uitlaten over dat wat de rechtbank in 4.27 en 4.28 overweegt over een deskundigenrapportage,