ECLI:NL:RBMNE:2018:6890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
16/652429-18 en 09/048988-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en scherpe patronen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en zes scherpe patronen. De verdachte, geboren in de Sovjet-Unie in 1988, werd op 27 april 2018 in Utrecht aangehouden met een pistool van het merk Zoraki en munitie van de merken Geco en S&B. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 7 augustus 2018, waar de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.C. Vlielander, hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en sporenonderzoek, in haar oordeel meegenomen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar op basis van de Wet wapens en munitie.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 13 maanden geëist, waarvan een deel voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 160 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar de rechtbank weegt deze veroordelingen niet zwaar mee in de huidige zaak. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652429-18 en 09/048988-15 (
tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (
Sovjet-Unie),
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende te PI [verblijfplaats] – HvB locatie [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 27 april 2018 te Utrecht een pistool (merk Zoraki) en 6 scherpe patronen (merken Geco en/of SB) voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 27 april 2018; [2]
- het proces-verbaal van sporenonderzoek van [verbalisant 2] van 28 april 2018; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 30 april 2018; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2018. [5]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 april 2018 te Utrecht een wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Zoraki), en munitie van categorie III, te weten 6 scherpe patronen (merken Geco en S&B), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, mede gekeken naar de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* het meewerken aan ambulante behandeling voor de duur van de proeftijd, waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
* het meewerken aan middelencontrole ter voorkoming van alcoholmisbruik.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er omstandigheden aanwezig zijn die reden geven om af te wijken van de door het Openbaar Ministerie gehanteerde richtlijnen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat zijn cliënt mantelzorger is voor zijn 87-jarige vader, die alleen de Russische taal spreekt en verder geen familie heeft om de zorg over te nemen. Daarnaast heeft hij verwezen naar het rapport van de reclassering waarin wordt geconcludeerd dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat. Hij heeft verder aangevoerd dat zijn cliënt op een bijzondere zorgafdeling in de Penitentiaire Inrichting is geplaatst, onder meer omdat de detentie veel stress geeft en grote impact op hem heeft. Dit weegt volgens de raadsman zwaar, nu zijn cliënt reeds vier maanden in detentie zit. Op het strafblad van zijn cliënt staan veroordelingen voor soortgelijke feiten als de onderhavige zaak, echter deze zijn van een andere orde en gekeken naar de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zou aan deze feiten geen gewicht moeten worden toegekend in de huidige zaak. De raadsman heeft een voorstel gedaan voor de strafoplegging, te weten een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd door de reclassering. Hij heeft hierbij opgemerkt dat de rechtbank zou kunnen overwegen om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te laten verklaren, indien zij dit nodig acht om verdere recidive in te perken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en zes scherpe patronen. Het vuurwapen is uit de tas van verdachte gevallen toen werd geprobeerd hem te wekken omdat hij in slaap was gevallen in beschonken toestand in de trein. Het feit is extra ernstig, omdat de patronen zich in het magazijn van het wapen bevonden en de sper van het wapen was verwijderd zodat de mogelijkheid bestond om deze patronen ook daadwerkelijk af te vuren. Het scenario zoals geschetst door verdachte dat hij het wapen slechts in bewaring had genomen ter beveiliging van een ander doet niets af aan de ernst en het gevaarzettende karakter van zijn gedrag.
Vuurwapens kunnen worden gebruikt bij het plegen van (ernstige) strafbare feiten en vormen daarmee een bedreiging voor een veilige samenleving. Bovendien brengen dergelijke wapens gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg. Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte met betrekking tot het feit openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft te kennen gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Uit het strafblad van verdachte van 26 juni 2018 is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waarbij de laatste veroordeling dateert van 8 juni 2015. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat dit feiten van een andere orde betreffen. Het strafblad wordt evenwel niet in het voordeel of nadeel van verdachte meegewogen.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport d.d. 30 juli 2018 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door P. de Jong, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat al geruime tijd sprake is van alcoholmisbruik door verdachte en dat dit in verband stond met de door verdachte in het verleden gepleegde delicten en het huidige delict. De rapporteur stelt dan ook dat het alcoholgebruik van verdachte problematisch en delictgerelateerd is. De rapporteur concludeert dat er op verschillende leefgebieden problemen aanwezig zijn waardoor interventies en praktische ondersteuning noodzakelijk worden geacht.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* het meewerken aan een ambulante behandeling voor de duur van de proeftijd, waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
* een meldplicht bij Reclassering Fivoor te Den Haag ;
* het meewerken aan middelencontrole ter voorkoming van alcoholmisbruik.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de invulling hiervan over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Ter voorkoming van de kans op herhaling zullen aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden worden. De rechtbank stelt de duur van de klinische opname zoals deze is geformuleerd door de reclassering op maximaal 7 weken.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Vordering tot tenuitvoerlegging onder het parketnummer 09/048988-15
De rechtbank heeft geconstateerd dat de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, onder het parketnummer 09/048988-15, reeds verlopen is. De rechtbank zal de vordering overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
160 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
57 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich persoonlijk binnen twee dagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich zal laten behandelen door een zorgverlener van ambulante zorg, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 7 wekeneen klinische behandeling inhouden, indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol, waarbij door de reclassering zal worden bepaald welke controlemiddelen hiertoe zullen worden ingezet. De controle zal voortduren zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering geeft voor de controle.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering van 3 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 9 juni 2015, parketnummer 09/048988-15, voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. I.P.H.M Severeijns en J.W. Ouwerkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2018.
mr. J.W. Ouwerkerk is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2018 te Utrecht een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, althans een pistool (merk Zoraki), en/of munitie van categorie III, te weten ongeveer 6 scherpe patronen (merken Geco en/of SB), voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018118293, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 41. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 27 april 2018, pag. 4.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek van [verbalisant 2] d.d. 28 april 2018, pag. 19-20.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] d.d. 30 april 2018, pag. 40-41.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2018.