ECLI:NL:RBMNE:2018:6894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
16/653446-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor belaging en poging tot afpersing met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en poging tot afpersing. De verdachte heeft in de periode van 10 december 2017 tot en met 27 december 2017 de benadeelde partij, [benadeelde 1], gestalkt door haar herhaaldelijk te bellen en berichten te sturen, ondanks haar duidelijke verzoek om geen contact meer te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij vormden. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd [benadeelde 1] en [benadeelde 2] af te persen door hen te bedreigen met geweld en te dreigen met het incasseren van een geldbedrag van ongeveer € 3.000,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de benadeelde partij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 785,- aan [benadeelde 1].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/653446-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrische Centrum [verblijfplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 april 2018 en 26 juni 2018. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.J. Lambers en van hetgeen verdachte en mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat te Roermond, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [benadeelde 1] schriftelijk naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 10 december 2017 tot en met 27 december 2017 te [plaats 1] [benadeelde 1] heeft gestalkt;
feit 2:in de periode van 22 december 2017 tot en met 27 december 2017 te [plaats 1] heeft geprobeerd [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] af te persen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen weliswaar vastgesteld kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde handelingen, doch dat deze handelingen niet aangemerkt kunnen worden als een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. In het geval de rechtbank de door verdachte uitgevoerde handelingen kwalificeert als belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht kan enkel een bewezenverklaring volgen voor de periode van 18 december 2017 dan wel 23 december 2017 tot en met 27 december 2018, aldus de raadsvrouw.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit. In dat kader heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een civiele vordering van ongeveer € 3.000,- had op aangeefster en haar vader. De verdachte heeft enkel getracht dat bedrag terug te krijgen. Van een poging tot afpersing is volgens de raadsvrouw geen sprake geweest. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte, een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 december 2017, dossierpagina’s 3 t/m 44, inclusief (foto)bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [benadeelde 1] :
Ik woon (…) op de [adres] te [plaats 1] .(…) Op 18 december 2017 kreeg ik een berichtje van ene [A] . [1] Diezelfde dag nam [B] contact met mij op.(…) Op 22 december 2017 (…) ben ik met [B] uit eten gegaan(…).(…) Toen ik thuis was heb ik [B] een appje gestuurd met dat het mij allemaal te snel ging en dat ik dit niet wilde.(…) [B] stuurde mij smeekbedes met daarin dat hij voor mij zou zorgen en dat het allemaal goed zou komen. Hij stuurde mij ook spraakberichten met daarin dat hij langs de kant van de weg stond en dat hij door dit alles niet meer kon rijden. [2] De volgende ochtend op zaterdag 23 december 2017 ben ik naar de politie gegaan(…).(…) Ik heb samen met de politie een berichtje opgesteld met daarin het volgende: [B] , ik zie van alles af. De woning wil ik niet meer, met jou of [A] wil ik geen contact meer vanaf nu blokkeer ik jullie zodat jullie geen contact meer met mij op kunnen opnemen. Het ga je goed, [benadeelde 1] . Op zaterdag 23 december 2017 (…) ben ik ongeveer 52 keer gebeld door privé-nummers.(…) Om 18:47 uur kreeg ik een mail van [B] .(…) De strekking van de mail was dat hij contact met mij wilde.(…) Om 18:59 ontving ik een sms bericht van [B] .(…) In dit sms bericht stond het volgende: "Zie mijn mail, ik bel je om 19:00 uur. Neem aub even op! Xje [B] ". Om 20:18 uur ontving ik Whats-app berichten (…). Deze berichten kwamen weer van [B] . De strekking van de berichten was dat hij contact met mij wilde(…).(…) Op maandag 25 december 2017(…) kreeg ik een mail van [B] . De strekking van de mail was dat hij wel wist waar ik woonde, dat ik wel een ander simkaartje kon kopen maar dat hij mijn Imeinummer wist en dat hij voldoende contacten heeft als ik niet zou reageren. Als ik binnen 24 uur niet zou reageren dan zou hij woensdag 27 december 2017 wel op de stoep bij mij staan.(…) De gehele dag (25 december) kreeg ik appjes van familieleden die aangaven dat zij rare berichten hadden gehad via Facebook van ene [naam] .(…) Op dinsdag 26 december 2017 om 17:39 uur ontving ik weer een mail van [B] . [3] Op woensdag 27 december 2017 om 02:21 uur ontving ik van [B] een Whats-app bericht met daarin: "Wat ben jij nog wakker? Zie je vanmiddag een keer".(…) Op alle smsjes, whats-app berichten, mails en telefoontjes heb ik vanaf dat ik bij de politie ben geweest niet meer gereageerd. Op woensdag 27 december 2017 (…) ontving ik een mail van een incassobureau(…). Hierin stond dat ik 3735,92 moest overmaken. Omstreeks 14:25 uur (…) hoorde [ik] mijn oom zeggen: "(…)er rijdt een blauw/paarse Renault Kangoo langs de woning". Ik keek en zag gelijk dat [verdachte] de bestuurder was (…). Ik zag dat ze (…) stil bleven staan voor de oprit van mijn woning. Ik zag dat ze (…) hun voertuig parkeerde(…).(…) Ik zag dat mijn oom [verdachte] probeerde tegen te houden (…). [verdachte] was inmiddels wel door het hek gekomen (…). [4] (…) Het gedrag van [verdachte] beangstigd mij zeer.(…) Ik heb nooit een relatie met [verdachte] gewild. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2018, dossierpagina’s 134 t/m 160, inclusief bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 23 december 2017 (…) werd er door aangeefster [benadeelde 1] het volgende bericht gestuurd: [B] , ik zie van alles af. (…)Met jou of [A] wil ik geen contact meer.(…) Vanaf de zijde van verdachte [verdachte] werden er na dit bericht 52 whatsapp berichten, 8 whatsapp gespreksoproepen, 9 ingesproken berichten en 31 afbeeldingen verstuurd. Ook werden er 34 reguliere oproepen geregistreerd. [6]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 december 2017, dossierpagina’s 96 t/m 100, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte:
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte [7]
O = opmerking verbalisant (…) [8]
A: (…) Ik kan begrijpen dat zij zich bedreigd voelt. [9]
V: Kan je ons vertellen waar je precies was vanmiddag?
A: Ik was op de [adres] in [plaats 1] . [10]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 28 december 2017, dossierpagina’s 100 t/m 109, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte:
O: (…) Om 18:57 uur krijgt ze een bericht van jou, via [e-mailadres] [11]
(…)
A: Ik heb die mail gestuurd. [12]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 januari 2018, dossierpagina’s 215 t/m 218, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte:
C: Uit jouw telefoongegevens blijkt echter dat jij 52 whatsapp berichten, 8 whatsapp gespreksoproepen, 9 ingesproken berichten, 31 afbeeldingen en 34 reguliere oproepen.
(…)
A: Dat kan kloppen. Dat heb ik gedaan (…). [13]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 mei 2018, dossierpagina’s 265 t/m 282, inclusief bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte:
O: Aangeefster [benadeelde 1] verklaarde dat ze van het incassobureau Juristu verschillende brieven kreeg waarin stond dat ze een geldbedrag moest betalen van € 3193,-. Uit jouw telefoongegevens is gebleken dat er (…) mailwisseling is geweest met Juristu.(…)
V: Wie heeft dit mailtje gestuurd? [14]
A: Dat ben ik geweest. [15]
4.3.1.1 De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft bepleit dat de hiervoor genoemde handelingen niet kunnen worden aangemerkt als een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De rechtbank overweegt als volgt.
Na een afspraak op 22 december 2017 heeft aangeefster op dezelfde dag aan verdachte middels een bericht laten weten dat het contact te snel ging en dat zij dit niet wilde. Verdachte heeft aangeefster hierna meerdere berichten gestuurd waaruit aangeefster opmaakte dat hij anders dacht over de aard van het contact tussen hun beide en de beslissing van aangeefster niet accepteerde. Aangeefster is vervolgens uit angst voor verdachte naar de politie gegaan en heeft op advies van de politie een bericht opgesteld en naar verdachte verstuurd waarin zij ondubbelzinnig het contact heeft verbroken. Verdachte heeft na het ontvangen van dit bericht tussen 23 december 2017 en 27 december 2017 nog vele malen contact gezocht, te weten door middel van 52 WhatsApp berichten, 8 WhatsApp gespreksoproepen, 9 ingesproken berichten, 31 afbeeldingen, 34 reguliere oproepen en zijn er bloemen met bijgevoegde berichten door verdachte aan aangeefster verstuurd. Daarnaast is op een indirecte manier middels anonieme berichten en een e-mail van verdachte aan aangeefster door hem geprobeerd het contact met aangeefster af te dwingen. Aangeefster heeft op geen van de berichten of toenaderingen van verdachte gereageerd. Ondanks het ontvangen bericht van aangeefster waarin het contact werd verbroken is verdachte tevens naar de woning van aangeefster toegegaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de gedragingen van verdachte – waaronder ook de contacten die indirect van aard zijn geweest – gezien de aard, de duur, de frequentie en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van [benadeelde 1] – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat zij als een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zijn aan te merken.
De rechtbank acht mitsdien het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder bewezen is verklaard.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
4.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 28 december 2017, dossierpagina’s 51 t/m 60, inclusief bijlage berichten, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [benadeelde 2] :
Op 25 december 2017 omstreeks 21.27 uur kreeg ik op Facebook een berichtje van een man genaamd [naam] . [16]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 december 2017, dossierpagina’s 3 t/m 44, inclusief (foto)bijlagen, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [benadeelde 1] :
De gehele dag (25 december) kreeg ik appjes van familieleden die aangaven dat zij rare berichten hadden gehad via Facebook van ene [naam] .(…) In een van de berichtjes naar mijn vader stond dat mijn vader mij op een dag niet meer zou zien en dat zij 3000 euro wilde hebben. Alle berichten naar mijn vader waren in het Duits. [17]
Een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2018, dossierpagina’s 171 t/m 178, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Ze heeft [B] bedrogen (…) Ja ook met geld (…) ongeveer 3000 euro [18]
(…)
Er zijn jongens die voor [B] door het vuur gaan. (…) Ik ben bang, dat u [benadeelde 1] op een dag niet meer terugziet. We hebben u van het begin af aan gewaarschuwd. [19]
(…)
We hebben u gewaarschuwd. Ze kan dat normaal gesproken bij ons oplossen en in het andere geval moet het helaas slecht zijn [20]
(…)
Het heeft [B] meer dan 3000 euro gekost. [21]
(…)
Als ze met ons praat en normaal gesproken alles oplost, zullen wij niets doen, anders heeft ze echt een groot probleem (…) Wij zijn geen kleine jongens, dat weet ze [22]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 juni 2018, inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het klopt. De poging afpersing heb ik gedaan. [23]
4.3.2.1 Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte het bericht heeft verzonden omdat hij een civiele vordering van ongeveer € 3.000,- op [benadeelde 2] had.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten die steun bieden aan de verklaring van de verdachte dat hij een civiele vordering had op [benadeelde 2] . De rechtbank acht de verklaring van de verdachte in zoverre dan ook niet aannemelijk. Voorts is de inhoud van het bericht, gelet op de dreigende bewoordingen en de werking die daarvan uitgaat, niet anders op te vatten dan bedoeld te trachtten een ander af te persen.
De rechtbank acht mitsdien ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder bewezen is verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 18 december 2017 tot en met 27 december 2017, in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door onder
andere, al dan niet door gebruikmaking van anderen en/of onder gebruikmaking
van een andere naam of andere namen:
- veelvuldig te bellen en
- veelvuldig berichten te sturen en
- e-mailberichten te sturen en
- facebookberichten te sturen aan familieleden van voornoemde [benadeelde 1]
en
- een incassobureau opdracht te geven een geldbedrag te innen bij voornoemde
[benadeelde 1] en
- met het oogmerk die [benadeelde 1] te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen.
2.
in de periode gelegen tussen 22 december 2017 tot en met 27
december 2017 in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 1]
en [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , voornoemde [benadeelde 2] , al dan niet door gebruikmaking van een andere naam, een bericht heeft gestuurd in de Duitse taal, inhoudende onder andere: "Ze heeft [B] bedrogen, ook met geld, ongeveer 3000 euro. Er zijn jongens die voor [B] door het vuur gaan. Ik vermoed dat u [benadeelde 1] op een dag niet meer terugziet. We hebben u vanaf het begin gewaarschuwd. We hebben u gewaarschuwd. U kunt het op een normale manier met ons oplossen en anders is het jammer. Het heeft [B] meer dan 3000 euro gekost. Als u met ons in gesprek gaat en alles normaal oplost, zullen wij niets doen, maar anders heeft u een groot probleem. Wij zijn geen kleine jongens, dat weet u," zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging.
Het
onder 2 bewezen verklaardelevert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 163 dagen, met aftrek van het voorarrest (zijnde volgens berekening van de officier van justitie 163 dagen);
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* het meewerken aan een behandeling voor de duur van de proeftijd, waaronder maximaal
12 maanden binnen een klinische setting;
* elektronisch toezicht gedurende 6 maanden na het aansluiten daarvan.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel – als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht – op te leggen voor de duur van 2 jaren. Deze maatregel dient te bestaan uit een volledig contactverbod met [benadeelde 1] , alsmede uit het verbod zich in [plaats 1] te bevinden. Voor iedere overtreding van deze maatregel dient verdachte 5 dagen hechtenis te ondergaan, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komt, verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het ondergane voorarrest, naar berekening van de raadsvrouw 164 dagen. Daarnaast zou een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht geen klinische behandeling als bijzondere voorwaarde aan deze voorwaardelijke straf te verbinden. De overige door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden kunnen wel aan verdachte worden opgelegd, aldus de raadsvrouw. Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen, als bedoeld in artikel 38v WvSr, acht de raadsvrouw niet noodzakelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van 10 dagen schuldig gemaakt aan belaging van [benadeelde 1] . Nadat de aangeefster hem te kennen had gegeven geen contact meer met hem te willen, heeft de verdachte haar en haar familie bij herhaling berichten gestuurd via e-mail en Whatsapp; heeft hij haar veelvuldig gebeld; haar indirect en anoniem benaderd middels berichten en is hij langsgegaan bij de woning waar zij op dat moment uit angst verbleef. Door zich, nadat aangeefster op onmiskenbare wijze duidelijk had gemaakt geen contact meer met hem te willen, te gedragen zoals hiervoor vastgesteld, heeft hij de grens van het toelaatbare ver overschreden. Daar komt bij dat sommige berichten een dreigende inhoud hadden. Met zijn handelen en in het bijzonder het dwingende karakter hiervan heeft verdachte herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] . Het feit dat het hier een relatief korte periode betreft maakt dit niet anders aangezien zijn gedrag voor haar zeer beklemmend en beangstigend is geweest. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd door middel van meerdere berichten met een bedreigende inhoud [benadeelde 2] , de vader van [benadeelde 1] , af te persen.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank dat hij niet heeft aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien en hij zich nog steeds de ernst van deze gedragingen onvoldoende lijkt te realiseren. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zeer kort na zijn vrijlating in het kader van een schorsing tot de bewezenverklaarde feiten is gekomen.
Uit het strafblad van verdachte van 15 maart 2018 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het strafblad wordt evenwel niet in het voordeel of nadeel van verdachte meegewogen.
Bij rapport van 23 maart 2018 heeft klinisch psycholoog drs. F.M. Vuister aanvullend over verdachte gerapporteerd. Door de rapporteur is vastgesteld dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, die een sturende rol in het functioneren tijdens het ten laste gelegde heeft gespeeld. De combinatie van deze vorm van psychopathologie met de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis maakt dat verdachte een latente kwetsbaarheid heeft voor sterk grensoverschrijdend gedrag, waarbij verdachte de eventuele belangen van anderen volstrekt uit het oog verliest. De rapporteur concludeert derhalve dat, indien verdachte geen behandeling ondergaat in de toekomst, het gevaar op recidive van een soortgelijk delict hoog is. Deze behandeling zal naar het oordeel van de rapporteur wat betreft de klinische fase een duur kunnen omvatten van een half tot één jaar en kunnen worden ondergaan binnen een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) van een GGZ-instelling. De rapporteur adviseert om verdachte de ten laste gelegde oplichting volledig toe te rekenen en hem de bedreiging en de stalking van de aangeefster -gezien met name de ernst van de persoonlijkheidspathologie- in verminderde mate toe te rekenen
.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport d.d. 19 juni 2018 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door K. Wijnhoven, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat verdachte afspraken goed nakomt en zich open en vriendelijk opstelt in gesprekken. Door de rapporteur wordt echter getwijfeld aan de realiteit van de informatie bij hetgeen verdachte ter sprake brengt en de antwoorden die hij geeft. In gesprekken kunnen er vraagtekens gezet worden bij het waarheidsgehalte van hetgeen verdachte vertelt. Hoewel verdachte zich amicaal voordoet in gesprek met rapporteur en toezichthouder, lijkt hij deze contacten ook te willen manipuleren indien hij hiervan kan profiteren.
Het voornoemde rapport van drs. F.M. Vuister is, evenals de hierin opgenomen vaststellingen omtrent het eventueel aanwezig zijn van een stoornis bij verdachte, overgenomen in het rapport van de reclassering.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij Reclassering Nederland;
  • opname in zorginstelling;
  • een contactverbod met de aangeefster;
  • een locatieverbod met elektronische controle voor de gemeente [plaats 1] ; [straat 1] te [plaats 2] en het [straat 2] te [plaats 3] .
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare. Het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde zal verdachte derhalve in verminderde mate worden toegerekend.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Ter voorkoming van de kans op herhaling zullen aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden worden, met dien verstande dat nu de hierna te noemen (vrijheidsbeperkende) maatregelen in de vorm van een locatie- en contactverbod worden opgelegd, de rechtbank geen noodzaak ziet om elektronische controle op te leggen. Daarnaast stelt de rechtbank de duur van de klinische opname zoals deze is geformuleerd door de reclassering op maximaal 12 maanden.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het, overeenkomstig de officier, noodzakelijk dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel, zijnde een contactverbod met [benadeelde 1] en familieleden en een locatieverbod voor de plaats [plaats 1] , zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal verdachte telkens 5 dagen in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een schadebedrag gevorderd van in totaal € 1.867,80. Dit bedrag is opgebouwd uit de schadepost bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering (€ 385,-), de betaalde borg (€ 682,80,-) en immateriële schade (€ 800,-). De benadeelde partij heeft gevorderd deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing in aanmerking komt. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de toe te wijzen bedragen, alsmede voor de verschuldigde wettelijke rente, de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel op de leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich, in het geval de rechtbank tot bewezenverklaring komt van het onder 1 ten laste gelegde, op het standpunt gesteld dat de kosten betreffende het eigen risico voor vergoeding in aanmerking komen. Met betrekking tot de gevorderde kosten aan borg ontbreekt het causaal verband zodat deze schadepost volgens de raadsvrouw afgewezen dient te worden. De raadsvrouw heeft verzocht om de schadepost ter zake van geleden immateriële schade af te wijzen dan wel te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het door verdachte bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de materiële schade, voor zover die ziet op het de kosten voor het eigen risico, toewijzen tot een bedrag van € 385,-. Met betrekking tot deze schadepost overweegt de rechtbank dat deze voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. Met betrekking tot de andere gevorderde materiële schadepost, zijnde de betaalde borg, is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen het gevorderde en het bewezen verklaarde onvoldoende is en zij verklaart de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk. De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid begroten op een bedrag van € 400,-.
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 1] derhalve toewijzen tot een bedrag van € 785,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 voor de immateriële schadevergoeding tot de dag van volledige betaling. Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat dit een toekomstige schadepost betreft, doch dat deze voldoende is onderbouwd en de hoogte reeds is vastgesteld. Derhalve zal de rechtbank het aanvangen van de wettelijke rente vaststellen op het moment van facturering.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 785,-, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling door verdachte is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 285b en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich persoonlijk binnen vijf werkdagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31 te Roermond . Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich ter behandeling zal laten opnemen bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 12 maandeneen klinische behandeling inhouden. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1990, en dat verdachte zich gedurende de duur van 2 jaren niet zal ophouden in de plaats [plaats 1] , gelegen in de gemeente De Bilt.
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een bedrag van € 785,- (zegge: zevenhonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- (zegge: driehonderdvijfentachtig euro) aan materiële schade en € 400,- (zegge: vierhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van facturering van de onder deze post opgenomen kosten tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te bepalen van € 785,- (zegge: zevenhonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- (zegge: driehonderdvijfentachtig euro) aan materiële schade en € 400,- (zegge: vierhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met hechtenis van 16 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van facturering van de onder deze post opgenomen kosten tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2018.
mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 10
december 2017 tot en met 27 december 2017,
te [plaats 1] , gemeente De Bilt, althans in Nederland, en/of in de
Bondsrepubliek Duitsland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door onder
andere, al dan niet door gebruikmaking van anderen en/of onder gebruikmaking
van een andere naam of andere namen:
- veelvuldig te bellen en/of
- veelvuldig berichten te sturen en/of
- e-mailberichten te sturen en/of
- facebookberichten te sturen aan familieleden van voornoemde [benadeelde 1]
en/of
- een incassobureau opdracht te geven een geldbedrag te innen bij voornoemde
[benadeelde 1] en/of
- met het oogmerk die [benadeelde 1] te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
in of omstreeks de periode gelegen tussen 22 december 2017 tot en met 27
december 2017 te [plaats 1] , gemeente De Bilt, in elk geval in Nederland
en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, voornoemde [benadeelde 2] , al dan niet
door gebruikmaking van een andere naam, een bericht heeft gestuurd in de
Duitse taal, inhoudende onder andere: "U hebt [B] bedrogen, ook met geld,
ongeveer 3000 euro. Er zijn jongens die voor [B] door het vuur gaan. Ik
vermoed dat u [benadeelde 1] op een dag niet meer terugziet. We hebben u vanaf het
begin gewaarschuwd. We hebben u gewaarschuwd. U kunt het op een normale manier
met ons oplossen en anders is het jammer. Het heeft [B] meer dan 3000 euro
gekost. Als u met ons in gesprek gaat en alles normaal oplost, zullen wij
niets doen, maar anders heeft u een groot probleem. Wij zijn geen kleine
jongens, dat weet u,"
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 1] , pag. 3.
2.Idem, pag. 4.
3.Idem, pag. 5
4.Idem, pag. 6.
5.Idem, pag. 7.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 7 januari 2018, p. 137.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 december 2017, pag. 96.
8.Idem, pag. 97.
9.Idem, pag. 98.
10.Idem, pag. 99.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2017, pag. 106.
12.Idem, pag. 107.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2018, pag. 217.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 mei 2018, pag. 268.
15.Idem, pag. 269.
16.Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 2] , pag. 51.
17.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 1] , pag. 5.
18.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 3 januari 2018, p. 172.
19.Idem, pag. 173.
20.Idem, pag. 174.
21.Idem, pag. 175.
22.Idem, pag. 176.
23.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 juni 2018.