ECLI:NL:RBMNE:2018:6904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/174747-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal met geweld in Den Haag

Op 14 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001. De zaak betreft een diefstal met geweld die plaatsvond op 11 augustus 2017 in Den Haag, waarbij de verdachte de tas van het slachtoffer heeft afgenomen. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Groot, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele kleine inconsistenties. De verdachte heeft bekend de tas te hebben gestolen, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het geweld. De rechtbank heeft het geweld echter bewezen verklaard, omdat het slachtoffer door de verdachte is geduwd en haar tas is afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 597,49 vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer gedeeltelijk toegewezen en de verdachte ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/174747-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2001] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres] (Intermetzo, [locatie] )

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De zaak is op 9 maart 2018 door de kinderrechter in deze rechtbank verwezen naar de meervoudige kamer.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 31 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 11 augustus 2017 in Den Haag (primair) [slachtoffer] heeft beroofd van haar tas, dan wel (subsidiair) de tas van die [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de diefstal van de tas met inhoud gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde geweld nu de verklaring van aangeefster op dit punt geen steun vindt in het dossier. Voorts heeft aangeefster het bij de politie over haar auto en bij de rechter-commissaris over haar zakelijke auto. Zij verklaart dat zij het vermoeden had dat het om een man ging, terwijl verdachte een minderjarige jongen is. Voorts heeft aangeefster bij de rechter-commissaris wisselend verklaard over de richting waarin de dader wegvluchtte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar auto op 11 augustus 2017 had geparkeerd in de [straat] te 's-Gravenhage. Zij stapte uit haar auto en had haar schoudertas over haar linkerschouder. Zij boog voorover om nog wat spullen uit haar auto te pakken. Zij voelde een duw ter hoogte van haar schouders. Zij viel voorover de auto in. Zij voelde dat haar schoudertas van haar linkerschouder werd afgetrokken. Op haar arm waren rode striemen te zien. Tegen de tijd toen zij weer uit de auto kwam was de dader al een heel stuk verder de straat in gerend. [2] In de weggenomen handtas zaten een portemonnee, een rijbewijs, diverse cosmeticaproducten en (bank)passen [3] en een zonnebril. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 11 augustus 2017 in Den Haag een tas heeft gestolen. In de tas zaten onder andere een zonnebril en make-up spullen. [5]
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde geweld.
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter- commissaris uitvoerig en gedetailleerd verklaard. Dat haar verklaringen op enkele kleine en ondergeschikte details verschillen, doet daar niet aan af.
Het verweer van de raadsvrouw – dat er op neer komt dat ieder onderdeel van de tenlastelegging gedekt moet worden door twee bewijsmiddelen – vindt geen steun in het recht, zodat dit verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 11 augustus 2017 te ’s-Gravenhage op de openbare weg, [straat] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas, portemonnee, zonnebril, één of meerdere bank/betaalpassen, rijbewijs en cosmeticaproducten, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het duwen van die [slachtoffer] en die tas van de schouder van die [slachtoffer] te trekken/rukken;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 2 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer] met geweld beroofd van haar tas. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Zoals ook blijkt uit de toelichting van haar vordering benadeelde partij waarin zij aangeeft dat zij na de beroving angstig is geworden zowel thuis als op straat en dat deze gebeurtenis van invloed is op haar dagelijks functioneren, zowel zakelijk als privé.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan, bij een first offender, voor een straatroof uit van een taakstraf van 60 uur, dan wel één maand jeugddetentie.
Uit het strafblad van verdachte van 19 juli 2018 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met het vonnis van deze rechtbank van heden, waarbij verdachte in een andere zaak is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie.
Op 14 maart 2018 is er, in een andere zaak tegen verdachte, over verdachte een psychologisch rapport uitgebracht door P.M.A. van Oss en P.R. Bhagwandin, beiden GZ psycholoog. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van PTSS, ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Geadviseerd is verdachte het in die zaak ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
De rechtbank acht het aannemelijk dat, gelet op de aard van de problematiek van verdachte en de relatief korte periode waarbinnen de strafbare feiten zijn gepleegd, de problematiek van verdachte ook aanwezig was ten tijde van het onderhavige feit en van invloed was op het handelen van verdachte ten tijde van dit feit.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Door de Raad van de Kinderbescherming is op 27 juli 2018 een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport is ter terechtzitting toegelicht door C. van Steenderen, Raad voor de Kinderbescherming en K. Leenders, Samen Veilig Midden-Nederland.
De behandeling van de problematiek van verdachte dient voorop te staan. Verdachte zit op dit moment vanuit een civiel kader gesloten geplaatst. Verdachte doet het inmiddels goed, ondanks moeilijke momenten en heeft inmiddels een aantal vrijheden opgebouwd. Komende maand wordt bekeken of hij overgeplaatst kan worden naar Valkenheide. De jeugdreclassering is door de civiele plaatsing op dit moment minder bij verdachte betrokken, maar dat zal veranderen als verdachte meer vrijheden krijgt en naar buiten gaat. Beide deskundigen adviseren verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Tegelijk met onderhavige zaak diende bij deze rechtbank nog een strafzaak tegen verdachte ter zake een straatroof, het bezit van een boksbeugel en een diefstal. De officier van justitie acht in die zaak voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden geëist en heeft daarbij sterk rekening gehouden met zijn eis in de onderhavige zaak. Nu de rechtbank in de andere zaak tot een zelfde bewezenverklaring, maar tot een andere, te weten een lagere, straftoemeting is gekomen dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank in onderhavige zaak bij de straftoemeting, in het nadeel van verdachte, af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, passend en geboden is.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat een onvoorwaardelijke werkstraf, uit puur praktisch oogpunt, niet wenselijk is nu verdachte gesloten is geplaatst en niet duidelijk is wanneer hij een werkstraf kan uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op enig moment wel in staat en in de gelegenheid is de werkstraf uit te voeren omdat de termijn waarbinnen de werkstraf verricht dient te worden één jaar bedraagt, welke termijn ook nog verlengd kan worden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 999,87. Dit bedrag bestaat uit € 694,87 materiele schade en € 305,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Voorts vordert de benadeelde partij een bedrag van € 2,00 aan proceskosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aangevoerd dat alle voorwerpen uit de tas, met uitzondering van de make-up terug zijn gevonden. Onder de weggenomen make-up artikelen bevonden zich ook lege flesjes. De post voor het reinigen van de tas is niet onderbouwd met stukken waaruit volgt dat de tas vies was. Voorts is niet duidelijk of het weggenomen rijbewijs tegen de verloopdatum aanzat en daarom al aan vervanging toe was.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de navolgende posten aannemelijk en voldoende onderbouwd:
schoonmaken tas (€ 40,00), nieuw rijbewijs (€ 76,65), pasfoto’s (€ 15,95) parfum (€ 33,51) en haarborstel en haarkuur (€ 42,45). Ten aanzien van de pasfoto’s zal de rechtbank het gevorderde bedrag halveren tot € 7,98 nu er een dubbele set pasfoto’s is aangeschaft.
Ten aanzien van de post “make-up” is de rechtbank van oordeel dat er een dubbeltelling in de vordering staat. Voor de make-up die zich in de tas bevond is een bon van Douglas van 26 mei 2017 voor een bedrag van € 393,97 bijgevoegd. Voorts zijn twee bonnen bijgevoegd van make-up die op 12 augustus 2018 is aangeschaft ter vervanging van de gestolen make-up.
De rechtbank zal op het bedrag van € 393,97 een afschrijving hanteren van 50%, te weten
€ 196,90. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze post.
De materiële schade voor zover die betrekking heeft op voornoemde schadeposten ter hoogte van in totaal € 397,49 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht een bedrag van € 200,00 ter zake immateriële schade redelijk en billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 597,49 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Ten aanzien van de post van de zonnebril overweegt de rechtbank dat deze onder verdachte in beslag is genomen en uit het dossier niet volgt wat er vervolgens met deze zonnebril is gebeurd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 2,00.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 597,49, bestaande uit
€ 397,49 materiële schade en € 200,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 2,00;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 597,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs H.A. Gerritse en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2017 te ’s-Gravenhage op de openbare weg, [straat] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
handtas, portemonnee, zonnebril, één of meerdere bank/betaalpassen, rijbewijs, cosmeticaproducten, en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld uit het duwen van die [slachtoffer] en/of die tas van de schouder van die [slachtoffer] te trekken/rukken;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas, portemonnee, zonnebril, één of meerdere bank/betaalpassen, rijbewijs, cosmeticaproducten, en/of een ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 september 2017, genummerd PL1500-2017231223, opgemaakt door politie eenheid Den Haag. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 29.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , met bijlagen, pagina 31.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , pagina 35.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2018.