ECLI:NL:RBMNE:2018:718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
C/16/453240 / KG ZA 18-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van A2-codering bij BKR afgewezen

In deze zaak heeft eiser, een voormalig zelfstandig ondernemer, een kort geding aangespannen tegen de coöperatie Rabobank U.A. met het verzoek om de A2-codering bij het BKR te laten verwijderen. Eiser had een rekening-courantrekening bij Rabobank en had in 2015 een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan. Ondanks meerdere verzoeken van Rabobank om het saldo aan te vullen, bleef eiser in gebreke. Rabobank meldde op 14 januari 2016 de betalingsachterstand bij BKR, wat resulteerde in een negatieve registratie. Eiser heeft in 2017 zijn schuld afbetaald en verzocht om verwijdering van de registratie, maar Rabobank weigerde dit na een belangenafweging.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser voldoende aannemelijk was, maar dat de A2-codering niet verwijderd hoefde te worden. De rechter overwoog dat de registratie van de A2-codering noodzakelijk was voor de bescherming van kredietgevers en dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser niet onevenredig was in verhouding tot het doel van de registratie. Eiser had geen bewijs geleverd dat hij door de registratie geen hypotheek kon verkrijgen, en de rechter concludeerde dat de belangen van Rabobank zwaarder wogen. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld.

Het vonnis werd uitgesproken op 21 februari 2018 door mr. R.A. Steenbergen en de vorderingen van eiser werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/453240 / KG ZA 18-21
Vonnis in kort geding van 21 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. P.W. van Kooij te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 januari 2018 met producties 1 tot en met 11,
  • het faxbericht van mr. De Boorder van 25 januari 2018 met vier producties,
  • de brief van mr. Van Kooij van 26 januari 2018 met producties 1 tot en met 12,
  • het faxbericht van mr. De Boorder van 1 februari 2018 met twee producties,
  • de mondelinge behandeling van 5 februari 2018 waarbij partijen vrijwillig zijn verschenen,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van Rabobank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 15 januari 2015 een overeenkomst voor een rekening-courantrekening bij (een filiaal van) Rabobank afgesloten met contractnummer [contractnummer] .
2.2.
In juni 2015 heeft [eiser] een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan op deze rekening. Ondanks meerdere schriftelijke verzoeken van Rabobank tot aanvulling van het saldo heeft [eiser] de debetstand verder laten oplopen.
2.3.
Op 14 januari 2016 heeft Rabobank bij Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR) gemeld dat bij [eiser] met contractnummer [contractnummer] (overige obligo’s) per
1 oktober 2015 sprake is van achterstand (code A) en dat per 1 november 2015 de (restant)vordering geheel opeisbaar is (code 2). Deze gegevens zijn door het BKR opgenomen in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI).
2.4.
Begin 2017 heeft [eiser] contact opgenomen met Rabobank en een betalingsregeling getroffen voor het aflossen van de (toen onverminderd) openstaande schuld.
2.5.
Op 4 augustus 2017 heeft [eiser] het laatste deel van de schuld afbetaald.
Rabobank heeft dit gemeld bij BKR. In het CKI is 7 augustus 2017 als einddatum vermeld.
2.6.
Op 27 november 2017 heeft [eiser] Rabobank verzocht over te gaan tot verwijdering van de registratie in het CKI. In een brief van 7 december 2017 heeft Rabobank aan [eiser] bericht dat en waarom zij na belangenafweging heeft besloten tot afwijzing van zijn verzoek.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Rabobank veroordeelt om de registratie in het CKI met contractnummer [contractnummer] onverwijld, doch uiterlijk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, te (doen) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
3.2.
Rabobank voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang op grond van het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk geworden. [eiser] stelt dat hij eind november 2017 is gestopt als zelfstandig ondernemer en om die reden de huurovereenkomst voor de door hem gehuurde winkelruimte heeft opgezegd. Daardoor eindigt ook de (daarmee verbonden) huurovereenkomst voor de boven de winkel gelegen woonruimte. [eiser] dient deze woonruimte direct te verlaten op het moment dat de winkelruimte opnieuw wordt verhuurd dan wel uiterlijk per 1 april 2018. Dit is niet betwist, zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat. [eiser] stelt dat hij geen passende alternatieve woonruimte kan krijgen, omdat de negatieve registratie in het CKI bij BKR in de weg staat aan het verkrijgen van een hypotheek en aan het verkrijgen van een huurwoning. Daardoor kan [eiser] met zijn partner niet de door hen gewenste woning kopen en komen zij mogelijk op straat te staan. Hieruit volgt dat [eiser] belang heeft bij duidelijkheid op korte termijn over de vraag of de negatieve registratie, de A2 codering, dient te worden verwijderd. Van hem kan in redelijkheid niet worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure daarover afwacht.
kader
4.2.
Rabobank is een aanbieder van krediet in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Op grond van artikel 4:32 lid 1 Wft is Rabobank verplicht deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Het CKI is een stelsel van kredietregistratie, dat door BKR wordt bijgehouden. Rabobank is deelnemer aan het CKI en als deelnemer gebonden aan het door BKR vastgestelde Algemeen Reglement CKI. Het CKI bevat een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is (artikel 2 lid 1 Wbp). Rabobank is de verantwoordelijke voor de verwerking van de over [eiser] aan BKR verstrekte gegevens met betrekking tot zijn betalingsachterstand op de rekening-courantrekening in de zin van artikel 1 sub d Wbp. [eiser] is een betrokkene, degene op wie de verwerking van persoonsgegevens betrekking heeft in de zin van artikel 1 sub f Wbp.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097) overwogen dat de Wbp in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet worden uitgelegd en dat uit de wetsgeschiedenis van de Wbp volgt dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwezenlijkt.
Het doel van BKR is het bevorderen van een maatschappelijke verantwoorde financiële dienstverlening. BKR wil consumenten behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties). Daarnaast levert BKR voor haar zakelijke klanten een bijdrage aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude. Verder geldt dat een A2 codering nog vijf jaar nadat bij BKR een herstelmelding of melding van de aflossing van de schuld is gedaan, zichtbaar is op door BKR verstrekte overzichten.
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2. is overwogen, gaat het bij beantwoording van de vraag of Rabobank de A2-codering moet laten verwijderen niet zozeer om een afweging van de belangen tussen [eiser] en Rabobank, maar om een toetsing van het doel van de registratie van de A2-codering aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij dient het belang van [eiser] bij verwijdering van de A2-codering te worden afgewogen tegen het achterliggende belang van (de handhaving van) registratie van A2-coderingen (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 28 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6060).
4.4.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn belang bij verwijdering van de A2-codering - samengevat - het volgende gesteld.
[eiser] dient op zeer korte termijn zijn huidige huurappartement te verlaten. [eiser] en zijn partner zijn in onderhandeling met de verkopers van een woning in [plaatsnaam] . De bruto maandlast verbonden aan een voor hen passende hypothecaire geldlening zal € 750,00 à € 800,00 bedragen en daarmee veel lager zijn dan de huidige maandlast van € 1.800,00 voor de huur van de winkelruimte met bovengelegen woonruimte. [eiser] en zijn partner komen gezien hun inkomen niet in aanmerking voor een sociale huurwoning. Een vrije sector huurwoning in de omgeving is niet beschikbaar of tegen een huurprijs van ten minste € 1.100,00 per maand. De koop van een woning brengt voor [eiser] aanzienlijke financiële voordelen met zich, omdat zijn woonlast in dat geval veel lager wordt en hij door aflossing van de hypotheek vermogen kan opbouwen. De negatieve registratie in het CKI bij BKR vormt voor [eiser] en zijn partner de enige belemmering voor het verkrijgen van een passende hypotheek.
[eiser] stelt dat hij in 2013 en 2014 een zware tijd heeft doorgemaakt vanwege de vechtscheiding van zijn ouders en daaropvolgend een door zijn vader en zijn broers tegen hem aangespannen rechtszaak. Hij had daardoor depressieve klachten, sloot zich af van de buitenwereld en was niet in staat om zijn normale werk te doen. Hij sliep vaak bij zijn moeder of bij vrienden. Eind 2014 heeft hij zich ingeschreven als ZZP-er. Vanaf januari 2015 heeft hij af en toe gewerkt. Hij heeft toen een creditcard aangevraagd bij Rabobank om eten en drinken te kunnen kopen.
In oktober 2015 kreeg [eiser] een relatie met zijn huidige partner en is er weer structuur gekomen in zijn leven. Vanaf dat moment heeft hij al zijn rekeningen betaald en betalingsregelingen gesloten met schuldeisers, die inmiddels allemaal zijn afbetaald. In 2016 heeft hij meer dan 60 uur per week gewerkt om al zijn schulden af te lossen. Na alle chaotische jaren is hij er pas in 2017 achter gekomen dat hij nog een schuld had bij Rabobank. Hij heeft daarop direct contact opgenomen met Rabobank en een betalingsregeling getroffen, die hij volledig is nagekomen. In 2017 heeft hij als zelfstandig ondernemer een omzet van € 48.718,00 netto behaald. Per 1 december 2017 is hij in loondienst gegaan. Zijn salaris in december 2017 bedroeg € 3.293,02 (€ 2.400,00 aan basissalaris plus vergoeding voor overwerk).
[eiser] is inmiddels al anderhalf jaar financieel stabiel. Hij is in staat om langdurige financiële verplichtingen aan te gaan in de vorm van een hypotheek. Dit wordt belemmerd door de negatieve registratie in het CKI van BKR. In de gegeven omstandigheden, waarin er geen sprake is geweest van opzet van [eiser] , zijn financiële situatie geheel ten goede is gewijzigd en het kopen van een woning hem aanzienlijke financiële voordelen biedt, vormt handhaving van de registratie volgens [eiser] een onevenredig grote inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en is deze in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.5.
Rabobank heeft ter onderbouwing van haar belang bij handhaving van de A2-codering - samengevat - het volgende aangevoerd.
[eiser] heeft door creditcardafschrijvingen al in juni 2015 een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan van circa € 800,00 en deze laten oplopen tot € 3.283,31 in juli 2015. Op grond van het toepasselijke Algemeen Reglement CKI is Rabobank verplicht een melding te doen bij een achterstand van meer dan vier maanden en dient zij een consument schriftelijk te informeren / waarschuwen dat niet tijdige betaling zal leiden tot melding van de achterstand bij BKR. Rabobank heeft [eiser] periodiek aanmaningen gestuurd tot het aanvullen van het tekort en in september 2015 ook nog per e-mail en telefonisch contact met hem opgenomen. Dit is zonder resultaat gebleven. In haar brief aan [eiser] van 10 november 2015 heeft Rabobank de vereiste vooraankondiging opgenomen. Op 14 januari 2016 is Rabobank uiteindelijk tot melding van de achterstand bij BKR overgegaan.
De geschetste gebeurtenissen in het persoonlijk leven van [eiser] hebben (ver) voor het sluiten van de overeenkomst met Rabobank en het laten ontstaan van de debetstand plaatsgevonden en zijn onvoldoende met bewijsstukken onderbouwd. [eiser] heeft geen gehoor gegeven aan de diverse aanmaningen die naar zijn huisadres zijn gezonden en hij is niet uit eigen initiatief met Rabobank in overleg getreden om tot een oplossing te komen. Dat hij mogelijk later op de hoogte is geraakt van de schuld aan Rabobank komt door omstandigheden die voor zijn rekening en risico komen. Pas begin 2017 kreeg Rabobank contact met [eiser] . Partijen zijn toen een betalingsregeling overeengekomen. [eiser] is deze niet stipt nagekomen. Hij heeft nagelaten om tijdig te betalen en om Rabobank uit eigen initiatief te informeren over nieuwe omstandigheden in zijn financiële positie die van invloed konden zijn op zijn betalingsmogelijkheden. De laatste deelbetaling heeft pas op 4 augustus 2017 plaatsgevonden. Op grond van het Algemeen Reglement CKI blijft de A2-codering vijf jaar na deze werkelijke einddatum van de overeenkomst zichtbaar, dus tot augustus 2022.
Volgens Rabobank is er geen reden om de negatieve registratie voortijdig te verwijderen. De registratie dient ertoe dat kredietgevers worden beschermd tegen slecht betalende kredietnemers en dat consumenten worden beschermd tegen overkreditering en andere problematische schuldensituaties. Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen, moet het systeem van registratie deugen. [eiser] kan in de (nabije) toekomst weer een kredietaanvraag doen. Bij de beoordeling van die aanvraag is de recente krediethistorie van groot belang. Indien de negatieve registratie in het CKI van BKR aangaande de creditcardschuld van [eiser] bij Rabobank zou worden verwijderd, krijgen kredietgevers een onjuist beeld van de financiële positie en het betalingsgedrag van [eiser] . Dit geldt nog meer nu gebleken is dat [eiser] in dezelfde periode ook een negatieve registratie in het CKI bij BKR heeft gehad vanwege een langlopende creditcardschuld bij ING van € 2.000,00, en deze registratie recent is verwijderd.
Daarbij is het handhaven van de negatieve registratie niet disproportioneel. Een negatieve registratie in het CKI van BKR hoeft niet in de weg te staan aan het verkrijgen van een hypotheek als het krediet geheel is afgelost. [eiser] heeft ook geen afwijzing van een aanbieder van hypothecaire financiering overgelegd. Daarnaast valt gelet op het inkomen van [eiser] en zijn partner gezamenlijk volgens Rabobank niet in te zien waarom het niet mogelijk zou zijn een betaalbare huurwoning te vinden in de buurt van de huidige woonplaats. [eiser] heeft ook niet aangetoond dat dat niet mogelijk is.
belangenafweging
4.6.
Alles overziend komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat Rabobank de A2-codering in de gegeven omstandigheden niet behoeft te laten verwijderen. Daarvoor is het volgende redengevend.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de ongeoorloofde debetstand op de rekening-courantrekening van [eiser] als gevolg van creditcardbestedingen heeft geduurd van juni 2015 tot en met 4 augustus 2017 en dat deze debetstand (reeds in juli 2015) was opgelopen tot in ieder geval € 3.283,31. Daarmee is er sprake van een langlopende schuld van een aanzienlijk bedrag. In dezelfde periode had [eiser] ook een creditcardschuld aan ING van € 2.000,00. Verder volgt uit de stellingen van [eiser] dat hij destijds nog meer schulden had. Dit omdat hij vanwege persoonlijke omstandigheden in 2013 en 2014 niet, en in 2015 maar af en toe heeft kunnen werken. [eiser] heeft de creditcards gebruikt om eerste levensbehoeften van te kopen. Gelet op de doelstellingen van BKR is daarmee het belang bij continuering van de registratie gegeven.
Uit de stukken blijkt dat Rabobank in 2015 diverse aanmaningen tot het aanvullen van het ontstane tekort heeft verstuurd naar het toenmalige officiële adres van [eiser] . Dat [eiser] mogelijk geen kennis heeft genomen van deze aanmaningen, omdat hij feitelijk niet in die woning verbleef, komt voor zijn rekening en risico. Onweersproken staat vast dat Rabobank in september 2015 hierover ook nog per e-mail en telefonisch contact heeft opgenomen met [eiser] . Aannemelijk is dat [eiser] in ieder geval op dat moment op de hoogte is geraakt van zijn schuld aan Rabobank. [eiser] heeft hierop echter geen actie ondernomen.
Ter zitting is gebleken dat de brief van Rabobank van 10 november 2015 waarin de vereiste vooraankondiging over een mogelijke BKR-melding is opgenomen, verkeerd is geadresseerd. De brief is verzonden naar het adres van het voormalige ouderlijk huis van [eiser] , waar [eiser] naar zijn zeggen na eind 2013 niet meer is geweest. Daardoor heeft [eiser] deze brief mogelijk niet ontvangen. De enkele omstandigheid dat de vereiste vooraankondiging een betrokkene niet heeft bereikt, maakt op zichzelf niet dat de negatieve registratie moet worden verwijderd. De vooraankondiging strekt ertoe dat de betrokkene op de hoogte raakt van het voornemen van de kredietverstrekker om de betalingsachterstand in het CKI te laten registreren, zodat de betrokkene mede ter voorkoming van de nadelige gevolgen daarvan kan bezien of de betalingsachterstand kan worden ingelopen. De voorzieningenrechter acht het gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden en de door [eiser] overgelegde financiële stukken niet aannemelijk dat [eiser] eind november 2015 (al) over voldoende middelen beschikte om de achterstandsmelding te voorkomen. Ook bij een juiste adressering van die brief had Rabobank daarom naar verwachting de latere A2-codering op goede gronden in het CKI opgenomen.
Uit de stellingen van [eiser] en de overgelegde financiële stukken blijkt dat hij sinds 2016 weer over structurele inkomsten beschikt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [eiser] niet eerder tot (volledige) aflossing van zijn schuld aan Rabobank is overgegaan. Ook is onverklaard gebleven waarom hij, toen hij in 2017 zijn betalingsregeling met Rabobank trof, die regeling (tot nakoming waarvan hij kennelijk over voldoende inkomen beschikte) niet gaaf is nagekomen. Voor zover dit te wijten is aan gebrekkige administratie aan de zijde van [eiser] komt dit voor zijn rekening en risico.
[eiser] heeft geen bewijsstukken overgelegd van banken of andere financiële instellingen waaruit blijkt dat hij met zijn partner thans geen hypothecaire geldlening kan verkrijgen voor de aankoop van de woning in [plaatsnaam] , (uitsluitend) vanwege de negatieve registratie in het CKI van BKR. Dat deze registratie een belemmering kan opleveren voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening, levert ook geen grond op voor verwijdering, nu niet is gebleken dat dit voor [eiser] tot een disproportionele situatie leidt. Zoals uit de stellingen van [eiser] zelf ook volgt, beschikken [eiser] en zijn partner over voldoende inkomsten om in aanmerking te komen voor een huurwoning in de vrije sector en zijn dergelijke woningen beschikbaar in de omgeving van de huidige woonplaats van [eiser] . Aan het feit dat het huren van een woning financieel ongunstiger is voor [eiser] dan het kopen van een woning komt - afgezet tegen de bij handhaving van de registratie gediende belangen - in dit geval minder gewicht toe. [eiser] heeft pas zeer recent een einde gemaakt aan een langdurige periode van niet nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens (onder meer) Rabobank vanwege een beperkte inkomenssituatie en schuldenproblematiek. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat hij geen financieel risico (meer) vormt voor kredietverstrekkers, zoals hypotheekverleners, maar ook creditcard- en leasemaatschappijen. Dit maakt dat de inbreuk op de belangen van [eiser] door de registratie niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking van de A2-codering te dienen doel. Dat doel kan in redelijkheid ook niet op een andere, voor [eiser] minder nadelige, wijze worden verwerkelijkt.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.442,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: ID/4198