ECLI:NL:RBMNE:2018:831

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
16/660109-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in juwelierszaak te Almere

Op 6 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in een juwelierszaak in Almere. De feiten vonden plaats op 10 oktober 2017, toen de verdachte, gewapend met een hamer, de juwelierszaak binnenging en sieraden heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die op zwakbegaafd niveau functioneert. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf passend is, gezien de impact van het delict op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660109-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in / verblijvende te P.I. Almere - Huis van Bewaring “Almere Binnen”.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 januari 2018 en 20 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en mr. R.W.A. Offermanns, advocaat te Zeewolde, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 10 oktober 2017 te Almere schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld bij [juwelier] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het verhoor van aangever van 10 oktober 2017, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 februari 2018, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 oktober 2017 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een juwelierswinkel heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden toebehorende aan [juwelier] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • betreden van dat pand met een capuchon en een masker over het hoofd en voor het gezicht en
  • betreden van dat pand waarin die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 1] zich bevonden, voorzien van één hamer en
  • vervolgens inslaan van het glas van vitrines in het bijzijn van en/of zichtbaar en/of hoorbaar voor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en
  • aldus doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid gebleken die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-plus).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-plus).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld op een juwelierszaak in Almere. Hij is naar eigen zeggen met het doel om herkenning te voorkomen dan wel te bemoeilijken, op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat met gezichtsbedekkende kleding de juwelierszaak binnengegaan. Vervolgens heeft hij met een van huis meegenomen hamer het glas van meerdere vitrinekasten in de juwelierszaak kapotgeslagen, teneinde sieraden te kunnen wegnemen. Verdachte heeft daarbij uit één van de vitrinekasten een sieradencarrousel gepakt, waarna hij de winkel verliet en per fiets op de vlucht is geslagen.
Niet alleen heeft verdachte een ravage aangericht in de juwelierszaak, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat getuigen van een dergelijk misdrijf, in het bijzonder winkelpersoneel, nog gedurende langere tijd psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Uit de getuigenverklaringen volgt onder meer dat er harde knallen werden gehoord, dat men dacht dat er werd geschoten en dat er ook daardoor paniek ontstond. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de impact van zijn handelen op de juwelier, het winkelpersoneel en het winkelend publiek. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte geldt het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 december 2017, waaruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
Voorts maakt de rechtbank uit de Pro Justitia-rapportage van 29 december 2017 naar aanleiding van het psychologisch onderzoek door R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog, op dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau, waarbij hij de consequenties van zijn handelen niet overziet. De psycholoog adviseert daarom om het tenlastegelegde in (licht) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. De rechtbank rekent het de verdachte desondanks aan dat hij niet heeft stilgestaan bij de angst die bij de betrokkenen teweeg is gebracht. Daartegenover staat dat de rechtbank ter terechtzitting de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het laakbare van zijn daad oprecht heeft ingezien.
Uit het reclasseringsrapport, dat is opgemaakt door mevrouw M. Vogelpoel, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, leidt de rechtbank af dat de perceptuele vermogens van verdachte op zwakbegaafd niveau liggen, waardoor hij minder mogelijkheden heeft op het vlak van overzien en begrijpen van oorzaak en gevolg, het overzien van de consequenties van zijn gedrag. Verdachtes mogelijkheden met betrekking tot zijn reflectievermogen en inzicht zijn volgens de reclassering beperkt.
Uit zowel de psychologische rapportage als de reclasseringsrapportage volgt het advies aan de rechtbank om verdachte onder het volwassenenstrafrecht te beoordelen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Juist omdat verdachte niet eerder is veroordeeld, baart het de rechtbank zorgen dat verdachte feitelijk vanuit het niets een ernstig misdrijf heeft begaan. Uit voormelde rapportages blijkt dat verdachte beïnvloedbaar is door derden en dat hij zich mogelijk heeft laten leiden door groepsdruk. Ten aanzien daarvan heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij geen weerstand kon bieden aan het kennelijk door anderen geïnitieerde voorstel om het misdrijf te plegen. Gelet hierop is een gedeeltelijk voorwaardelijke straf passend en geboden, omdat het in het belang van verdachte en van de maatschappij is dat verdachte niet weer een strafbaar feit zal plegen. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden sterke aanknopingspunten voor de oplegging van een bijzondere voorwaarde, in die zin dat verdachte een cognitieve vaardigheidstraining zal ondergaan.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafmaat betrekt de rechtbank – voor zover aan de orde – de binnen de rechtspraak door het zogenoemde Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten vormen een vertrekpunt bij de bepaling van de op te leggen straf en leiden voor een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in beginsel tot de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank is gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Op basis van de boven besproken aard en ernst van het misdrijf en van de persoon van de verdachte, is een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden bepaalt de rechtbank dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en dat hij voormelde gedragsinterventie dient te ondergaan. De rechtbank zal de proeftijd daarbij stellen op twee jaar. Verder wordt de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op de uitvoering van de straf in mindering gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen twee dagen na vrijlating zal melden bij Reclassering Nederland (Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam). Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-plus), waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. K.G. van de Streek en
mr. H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (juweliers)winkel heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- betreden van dat pand met een capuchon, een muts en/of een masker op en/of over het hoofd en/of voor het gezicht, althans met een zodanig bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was, althans werd bemoeilijkt en/of
- betreden van dat pand waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] zich bevond(en), voorzien van één of meer hamers althans (een) slagvoorwerp(en) en/of
- ( vervolgens) inslaan (van het glas) van één of meer vitrines in het bijzijn van en/of zichtbaar en/of hoorbaar voor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] en/of
- ( aldus) doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] .