In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht over de toekenning van een persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden. Eiseres had een PGB aangevraagd voor de periode van 2 maart 2017 tot en met 1 maart 2019, waarbij verweerder in eerste instantie 105 uur per twaalf maanden toekende. Na bezwaar heeft verweerder het besluit herzien en extra uren toegekend voor schoonmaak en verzorging, maar eiseres was van mening dat het aantal toegekende uren ontoereikend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich bij de toekenning van het PGB heeft gebaseerd op het KPMG-rapport, dat een objectief onderzoek naar de benodigde uren voor huishoudelijke hulp heeft uitgevoerd. Eiseres voerde aan dat de normen in het KPMG-rapport verouderd waren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar individuele situatie. De rechtbank oordeelde echter dat het KPMG-rapport zorgvuldig was en dat de extra uren die aan eiseres waren toegekend, voldoende waren. Eiseres voerde ook aan dat er geen extra uren waren toegekend voor het bereiden van warme maaltijden, maar de rechtbank oordeelde dat de beschikbare maaltijdservice een adequate voorliggende voorziening was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.