ECLI:NL:RBMNE:2018:945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
17/1628
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot dossier van Veilig Thuis en recht op inzage

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser en het Dagelijks Bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek. Eiser, die geen betrokkene is in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om slechts een beperkt gedeelte van het dossier van Veilig Thuis aan hem ter inzage te geven. Het primaire besluit, genomen op 27 september 2016, werd door verweerder in het bestreden besluit van 9 maart 2017 gehandhaafd, waarbij het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 1 maart 2016 om inzage in het dossier heeft verzocht en dat hij op 13 april 2016 een afschrift van het dossier heeft ontvangen. Verweerder heeft echter geweigerd om alle stukken te verstrekken, omdat bepaalde documenten betrekking hebben op de (ex)echtgenote van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op inzage in deze stukken, aangezien hij niet als betrokkene kan worden aangemerkt volgens de Wmo. Eiser heeft aangevoerd dat hij onrechtvaardig is behandeld en dat de procedure niet goed is verlopen, maar de rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht.

De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Wmo in overweging genomen en geconcludeerd dat de weigering van verweerder om bepaalde stukken te verstrekken gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/1628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.J.H. van Lith)
en

Het Dagelijks Bestuur van de Regio Gooi en Vechtsteek, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Schaik).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat slechts een beperkt gedeelte van het dossier van Veilig Thuis aan eiser ter inzage wordt gegeven.
Bij besluit van 9 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. Ten aanzien van de op de daarbij meestuurde inventarislijst vermelde stukken 1 tot en met 7 heeft verweerder meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van deze stukken kennis mag nemen.
Bij beslissing van 1 december 2017 heeft de rechtbank (in een andere samenstelling) bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de beperkte kennisneming gerechtvaardigd te achten.
Eiser heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. De rechtbank zal daarom voor de beoordeling van de zaak kennis nemen van de stukken waarvoor beperkte kennisneming is gerechtvaardigd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is aan de zijde van verweerder verschenen, [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft op 1 maart 2016 telefonisch verzocht om inzage in het dossier van Veilig Thuis. Op 13 april 2016 heeft verweerder een afschrift van het dossier aan eiser toegezonden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat niet alle stukken uit het dossier van Veilig Thuis aan eiser zijn verstrekt omdat bepaalde stukken betrekking hebben op de (ex)echtgenote van eiser. Deze stukken zijn daarom niet aan te merken als stukken als bedoeld in artikel 5.3.2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
De volgende zeven documenten zijn niet aan eiser verstrekt:
Verslag van gesprek [B] en [C] met [D] d.d. 12 oktober 2015
E-mail van Veilig Thuis aan [D] d.d. 13 oktober 2015
Verslag van telefoongesprek tussen [B] en [D] d.d. 16 oktober 2015
Verslag van een multidisciplinair overleg over [D] d.d. 16 oktober 2015
Verslag van telefoongesprek tussen [B] en [D] d.d. 16 oktober 2015
Verslag van telefoongesprek tussen [B] en [D] d.d. 20 oktober 2015
Verslag van telefoongesprek tussen [B] en [D] d.d. 26 november 2015.
3. Eiser voert in beroep aan dat er niet is gekeken naar de redelijkheid en rechtvaardigheid. Eiser heeft het verweer niet ter voorbereiding op de zitting ontvangen waardoor hij onvoorbereid aan de hoorzitting heeft deelgenomen. De gehele procedure bij de bezwaarcommissie is misgelopen. Volgens eiser zijn hij en zijn ondersteuner verbaal aangevallen door de juriste van de tegenpartij. Er is volgens eiser onduidelijk gecommuniceerd over zijn rechten rondom dossierinzage. Eiser ervaart onrecht in de behandeling door Veilig Thuis. Hiervoor is het noodzakelijk dat eiser inzicht krijgt in het dossier. Volgens eiser probeert Veilig Thuis zich in te dekken en is het daardoor onmogelijk om achter waarheid te komen.
4. Artikel 1.1.1 van de Wmo bepaalt, voor zover van belang, dat onder AMHK wordt verstaan: advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.
5. Artikel 5.3.2, eerste lid, van de Wmo bepaalt, voor zover van belang, dat het AMHK desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden verstrekt waarover zij met betrekking tot die betrokkene beschikt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op inzage in en afschrift van de onder overweging 2 genoemde stukken omdat deze stukken betrekking op de (ex)echtgenote van eiser. Eiser is ten aanzien van deze stukken niet aan te merken als betrokkene in de zin van artikel 5.3.2, eerste lid, van de Wmo. Dat eiser vindt dat hij niet rechtvaardig is behandeld en dat de procedure volgens eiser niet goed is verlopen, wat hier ook van zij, kan naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af doen.
7. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 maart 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.