1.5Het primaire besluit is gebaseerd op het rapport van arbeidsdeskundige [B] van 6 september 2016.
2. Het bestreden besluit berust op de overweging dat de werkgever aan de re-integratieverplichtingen heeft voldaan en dat de periode van loondoorbetaling terecht is verkort. Verweerder verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt naar het rapport van 29 december 2016 van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] ( [C] ).
3. Ter zitting is met partijen gesproken over het verloop van de besluitvorming. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat de loonsanctie is opgelegd vanwege een administratieve tekortkoming. Gelet hierop is aan de orde geweest of het in deze zaak in de besluitvorming wel gaat om een verkorting van een loonsanctie. Met partijen is, uit praktische overwegingen, afgesproken dat het geschil moet gaan over de vraag of de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende zijn geweest.
4. Eiseres betwist dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft geleverd. Eiseres voert aan dat haar belastbaarheid eerder in kaart had moeten worden gebracht. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar het deskundigenoordeel van 23 mei 2016 van arbeidsdeskundige [A] . Volgens eiseres had gemotiveerd moeten worden waarom arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] van oordeel is dat de werkgever op tijd de belastbaarheid heeft omschreven, terwijl [A] in zijn deskundigenoordeel stelt dat de werkgever dit eerder had moeten doen. Verder voert eiseres aan dat de werkgever te weinig gekeken heeft naar taken en zich te veel heeft gericht op vacatures en functies. Ook hier verwijst eiseres ter onderbouwing naar het deskundigenoordeel, waarin door [A] is aangegeven dat de werkgever met een duidelijke omschrijving van de belastbaarheid onderzoek had kunnen doen naar taken binnen het eigen bedrijf en zich niet enkel had dienen te richten op vacatures en functies. Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] ook op dit punt niet is ingegaan.
5. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] gaat in haar rapporten van 29 december 2016 en 5 mei 2017 in op het deskundigenoordeel. Zij vermeldt dat uit de stukken blijkt dat er vanaf de datum van ziekmelding, 11 september 2014, in eerste instantie nog geen benutbare mogelijkheden zijn. In de bijstelling probleemanalyse van 30 oktober 2014 worden door de bedrijfsarts de beperkingen van eiseres aangegeven. Op basis van deze beperkingen is de werkgever gaan zoeken naar re-integratiemogelijkheden. Zij wijst op het overzicht van ondernomen acties, zoals opgenomen in het rapport van arbeidsdeskundige [B] . [C] geeft aan dat door arbeidsdeskundige [A] in het deskundigenoordeel te veel de nadruk is gelegd op het opstellen van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) om de belastbaarheid van eiseres te bepalen. Door de bedrijfsarts zijn in een eerder stadium de beperkingen aangegeven en de werkgever heeft hiermee rekening gehouden bij zijn acties. Dat sommige functies niet passend zijn gebleken, heeft ertoe geleid dat de beperkingen van eiseres steeds beter in kaart konden worden gebracht. Dit heeft uiteindelijk vanaf november 2015 geleid tot het opstellen van een FML. In januari 2016 wordt een arbeidsdeskundig re-integratie onderzoek door de werkgever afgerond, waaruit blijkt dat eiseres ongeschikt wordt geacht voor haar eigen werk. Omdat het onderzoek naar arbeidsmogelijkheden in het eigen bedrijf (spoor 1) na 1 jaar nog niet heeft geleid tot een werkhervatting, is vanaf 29 januari 2016 ook een traject ingezet door de werkgever bij [naam adviesbureau] in het kader van spoor 2. [C] geeft aan dat uit de stukken blijkt dat de werkgever vanaf januari 2016 nog steeds bezig is om intern en extern te zoeken naar geschikte re-integratiemogelijkheden. Zij concludeert dat de werkgever voldoende re-integratie inspanningen heeft verricht.
6. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] met voornoemde rapporten voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de belastbaarheid van eiseres, anders dan in het deskundigenoordeel van arbeidsdeskundige [A] is overwogen, eerder in kaart is gebracht dan vanaf november 2015. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] motiveert in haar rapport dat de beperkingen van eiseres al blijken uit de bijstelling probleemanalyse van 30 oktober 2014. De belastbaarheid van eiseres is uiteindelijk vastgelegd in de FML van 7 december 2015, maar was dus al eerder in beeld. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat de werkgever meer onderzoek had moeten doen naar taken binnen het eigen bedrijf. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] heeft in haar rapport van 29 december 2016 erop gewezen dat uit het overzicht van de acties van de werkgever, zoals opgenomen in het rapport van 6 september 2016 van arbeidsdeskundige [B] , blijkt dat er gezocht is naar passende werkzaamheden voor eiseres in spoor 1. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat uit dit overzicht blijkt dat de werkgever niet alleen gericht naar vacatures heeft gekeken, maar dat ook gekeken is of passende opdrachten gecreëerd konden worden voor eiseres, binnen of buiten de organisatie van werkgever. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wel degelijk voldoende onderzoek gedaan naar taken binnen het eigen bedrijf. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Ter zitting is namens eiseres nog aangevoerd dat het overzicht, met daarop de door de werkgever verrichte re-integratie-inspanningen, niet klopt. De rechtbank ziet in wat is aangevoerd geen aanleiding om dit overzicht voor onjuist te houden. De enkele niet onderbouwde stelling van eiseres dat dit overzicht niet klopt, is onvoldoende voor de rechtbank om hieraan te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Ter zitting is namens eiseres daarnaast gesteld dat door de werkgever onvoldoende contact met haar is onderhouden. De rechtbank kan eiseres niet volgen op dit punt. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de overgelegde gegevens in het dossier blijkt dat er voldoende contactmomenten zijn geweest tussen de werkgever en eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Tot slot is namens eiseres ter zitting aangevoerd dat zij mocht vertrouwen op het deskundigenoordeel. De rechtbank overweegt hiertoe dat het deskundigenoordeel van 23 mei 2016 van arbeidsdeskundige [A] een momentopname betreft. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [C] heeft in haar rapporten van 29 december 2016 en 5 mei 2017 inzichtelijk gemotiveerd waarom zij tot een andere conclusie is gekomen dan in het deskundigenoordeel. Zij heeft daarbij de verrichte re-integratie-inspanningen betrokken, die na het deskundigenoordeel zijn verricht. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder niet kan worden gehouden aan het eerder gegeven deskundigenoordeel dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Gelet op het voorgaande zijn de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende geweest.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.