ECLI:NL:RBMNE:2019:1148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
NL18.14045
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderscheid op grond van leeftijd bij sollicitatie afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die zich had aangemeld voor de Calco Masterclass 2017, en de verweerster, Calco Group B.V. De eiser, een 53-jarige man, had gesolliciteerd voor een traineeship, maar werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de criteria die Calco hanteerde. Calco had in haar communicatie aangegeven dat zij op zoek was naar recent afgestudeerde kandidaten of starters met maximaal twee jaar werkervaring. De eiser stelde dat deze afwijzing een verboden onderscheid op basis van leeftijd vormde, en diende een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens, dat oordeelde dat Calco inderdaad een indirect onderscheid op grond van leeftijd had gemaakt.

De eiser vorderde vervolgens schadevergoeding van Calco, omdat hij meende dat de afwijzing onrechtmatig was. Calco betwistte echter dat de afwijzing op leeftijd was gebaseerd en stelde dat de eiser niet als starter in de IT kon worden aangemerkt vanwege zijn ruime werkervaring. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de sollicitatie van de eiser niet was gebaseerd op leeftijd, maar op de werkervaring die hij had, en dat Calco gerechtvaardigd was in haar selectiecriteria. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verboden onderscheid op grond van leeftijd en dat de afwijzing van de sollicitatie van de eiser op objectieve gronden was gebaseerd. De eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Calco, die op € 4.098,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.14045
Vonnis van 4 maart 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat L.W. van de Wetering te Borne,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CALCO GROUP B.V.,
gevestigd te Maarssen,
verweerster, hierna te noemen: Calco,
advocaat M.E.J. van Gelderen te Maarssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling van 21 januari 2019, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Calco.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Calco is een onderneming die zich met name richt op het detacheren van startende en ervaren IT-professionals.
2.2.
[eiser] heeft in maart 2017 - hij was toen 53 jaar oud - gesolliciteerd op een vacature voor de Calco Masterclass 2017. Dit betrof een traineeship. In de vacaturetekst is vermeld: “Waarom Calco?
Calco biedt je de mogelijkheid om zonder enige relevante voorkennis een vliegende start te maken binnen de IT!”en “”Geen IT ervaring? Dat hoeft niet! Wel moet je ons kunnen overtuigen waarom de IT nu voor jou de beste keuze is”.
2.3.
Calco heeft [eiser] bij e-mail van 6 maart 2017 meegedeeld dat, gelet op het grote aantal ontvangen reacties, alleen kandidaten zullen worden uitgenodigd die volledig voldoen aan de gestelde criteria en dat [eiser] om die reden niet tot de groep behoort die voor een assessment is uitgenodigd.
2.4.
Naar aanleiding van een verzoek van [eiser] om een nadere onderbouwing, heeft Calco bij e-mail van 9 maart 2017 toegelicht dat de Calco MasterClass een startersfunctie is en dat zij hiervoor op zoek is naar recentelijk (met maximaal twee jaar werkervaring) of bijna afgestudeerde hoogopgeleiden en academici, ongeacht de gevolgde studierichting. Calco heeft op basis van de gegevens in het CV van [eiser] geconstateerd dat hij geen starter meer is, waardoor hij niet in aanmerking kan komen voor de Calco MasterClass.
2.5.
[eiser] heeft zich vervolgens tegenover Calco op het standpunt gesteld dat Calco hiermee een verboden onderscheid op basis van leeftijd maakt en heeft hierover een klacht ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College).
2.6.
Het College heeft op 7 februari 2018 geoordeeld dat Calco bij de afwijzing van [eiser] voor het traineeschip een verboden indirect onderscheid op grond van leeftijd heeft gemaakt door te selecteren op recentelijk of bijna afgestudeerde kandidaten en het hanteren van een maximum werkervaringseis van twee jaar. Hiermee zullen vooral jongere kandidaten voor het traineeship in aanmerking komen en sluit Calco een grote groep mensen uit de over meer werkervaring beschikken. Dit onderscheid is volgens het College niet objectief gerechtvaardigd.
2.7.
[eiser] heeft Calco hierop aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad. Calco heeft alle aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert voor recht te verklaren dat Calco jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en Calco te veroordelen om aan hem een bedrag van € 41.435,58 te betalen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat door het College is bepaald dat Calco bij de afwijzing indirect onderscheid op grond van leeftijd heeft gemaakt, dat niet objectief gerechtvaardigd is. Calco heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel 3 aanhef en onder a van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd (WGBL), wat een onrechtmatige daad jegens hem oplevert. [eiser] wenst vergoeding van de schade die hij als gevolg hiervan heeft geleden. Het door hem gevorderde bedrag van € 41.435,58 ziet op het nettoloon dat hij gedurende de looptijd van het dienstverband bij Calco, dat twee jaar zou duren, zou hebben verdiend.
3.3.
Calco betwist primair dat zij bij de afwijzing van [eiser] voor de Calco MasterClass onderscheid naar leeftijd heeft gemaakt. Zij heeft toegelicht dat de Calco MasterClass een tweejarig traineeship is, ontstaan vanuit de filosofie: “Starters zonder IT-achtergrond, opleiden tot IT-professional”. Het traineeship houdt in dat de trainees gedurende twee maanden een “gedegen IT-basis” wordt bijgebracht waarna zij voor een periode van 22 maanden bij opdrachtgevers aan het werk gaan. Hierbij worden recent afgestudeerde academici en HBO’ers, veelal zonder IT-achtergrond, in korte tijd klaargestoomd voor een baan in de IT. Het gaat hierbij om de werkervaring in de IT, het is de bedoeling dat de kandidaat via het traineeschip wegwijs wordt gemaakt in de IT. Uit het CV van [eiser] blijkt echter dat hij niet als starter in de IT kan worden aangemerkt, maar dat hij hierin juist ruime ervaring heeft. Hij is in de periode van 1 september 2001 tot 1 augustus 2010 ICT coördinator geweest en is sinds 1 september 2013 werkzaam bij [bedrijf] als ICT consultant for development, government and learning. Deze werkervaring, en niet zijn leeftijd, is volgens Calco de reden dat zij [eiser] niet tot de verdere selectieprocedure heeft toegelaten. Calco heeft nog toegelicht dat zij ook functies heeft voor mensen die wel ruime ervaring hebben in de IT, maar dat dit om andere functies gaat dan de Calco MasterClass.
3.4.
[eiser] heeft ter zitting betwist dat hij relevante ervaring in de IT heeft. Hij heeft toegelicht dat hij op basisscholen heeft gewerkt en dat een ICT coördinator op een basisschool degene is die verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de ICT op school. Deze functie is niet vergelijkbaar met de Calco MasterClass, omdat er geen programmeren bij komt kijken. Een ICT coördinator houdt zich vooral bezig met de hardware en niet met de software. [eiser] heeft erop gewezen dat hij in de motivatiebrief bij zijn sollicitatie ook heeft aangegeven dat hij alleen affiniteit, maar geen werkervaring in de IT heeft. Hij heeft verder toegelicht dat [bedrijf] één van zijn eigen bedrijven is, maar dat hij in dit bedrijf nog geen activiteiten heeft verricht.
3.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Calco MasterClass een startersfunctie is. Het is de vraag of het hierbij gaat om starters op de arbeidsmarkt in het algemeen of starters in de IT in het bijzonder. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de tekst van de vacature duidelijk dat het een functie betreft voor mensen met geen of weinig ervaring in de IT, dus voor starters in de IT. [eiser] heeft ook niet bestreden dat de Calco MasterClass is opgezet met het doel om mensen met weinig of geen ervaring in de IT te leiden naar een functie in de IT. Calco heeft ter zitting toegelicht dat de eis van maximaal twee jaar werkervaring, die zij in haar e-mail aan [eiser] van 9 maart 2017 heeft genoemd, ziet op werkervaring in de IT en dat zij in het verleden ook mensen voor de Calco MasterClass heeft aangenomen die meer dan twee jaar werkervaring hadden op andere werkterreinen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
3.6.
Calco heeft gesteld dat zij op deze vacature 1.825 sollicitaties heeft ontvangen. Gelet hierop is het begrijpelijk dat Calco de sollicitatie van [eiser] , gelet op de ICT werkervaring die hij in zijn CV vermeldt, bij de eerste selectie terzijde heeft gelegd en [eiser] niet heeft uitgenodigd voor een nadere toelichting op de discrepantie tussen zijn motivatiebrief en zijn CV. Dat zijn CV het beeld schetst van een jarenlange ICT ervaring is ter zitting door [eiser] erkend. [eiser] heeft erover geklaagd dat Calco zich niet eerder dan in deze procedure op het standpunt heeft gesteld dat de reden van zijn afwijzing is gelegen in het feit dat hij te veel werkervaring in de IT zou hebben. Hieruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat deze reden destijds niet aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegen. Gelet op de duidelijke tekst van de vacature, de hierboven geciteerde filosofie van Calco en de inhoud van het CV van [eiser] staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat [eiser] voor de Calco MasterClass is afgewezen omdat hij blijkens zijn CV te veel ervaring in de IT had. Dat Calco deze reden in haar e-mail van 9 maart 2017 en in de procedure bij het College mogelijk niet voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd is hooguit ongelukkig te noemen, maar geeft de rechtbank geen aanleiding eraan te twijfelen dat de werkervaring van [eiser] in de IT de werkelijke reden voor de afwijzing is geweest.
3.7.
De rechtbank is gezien het voorgaande, anders dan het College, van oordeel dat niet is gebleken dat bij de afwijzing van de sollicitatie van [eiser] sprake is geweest van (indirect) onderscheid op grond van leeftijd. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
3.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Calco worden begroot op:
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.098,00
3.9.
De door Calco gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten, zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Calco tot op heden begroot op € 4.098,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Calco volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.