In deze zaak hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen De Volksbank N.V. naar aanleiding van de registratie van hun persoonsgegevens in het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR). De registratie vond plaats na verdenking van valsheid in geschrifte en poging tot oplichting bij een hypotheekaanvraag. De eisers stelden dat de registratie onrechtmatig was en vroegen de rechtbank om deze te laten verwijderen, alsook om een voorschot op schadevergoeding te vergoeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 2 januari 2017 een financieringsaanvraag hebben ingediend bij De Volksbank, waarbij zij een vervalste werkgeversverklaring hebben ingediend. De Volksbank heeft na onderzoek geconstateerd dat de werkgeversverklaring was vervalst en dat de opgegeven inkomensgegevens niet klopten. De rechtbank oordeelde dat de registratie van persoonsgegevens in het IR en EVR gerechtvaardigd was op basis van het Protocol Incidenten Waarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2013, dat dergelijke registraties toestaat bij incidenten die de integriteit van de financiële sector in gevaar kunnen brengen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de verdenking van valsheid in geschrifte en poging tot oplichting, en dat de registratie niet disproportioneel was. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van De Volksbank. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de integriteit van de financiële sector en de noodzaak om onrechtmatige praktijken tegen te gaan.