ECLI:NL:RBMNE:2019:1187
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Binsbergen
- Rechtspraak.nl
Vordering van kinderen op vader inzake opgenomen spaarrekeningen en verjaring
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2019, hebben de minderjarige kinderen via hun wettelijke vertegenwoordiger, [eiseres], een vordering ingesteld tegen hun vader, [gedaagde]. De vordering betreft het onterecht opnemen van gelden van hun spaarrekeningen door de vader. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 november 2018 de eisende partij verzocht om een machtiging van de kantonrechter te overleggen, zodat zij de procedure kon voeren namens de minderjarige kinderen, zoals vereist op grond van de relevante artikelen in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroep van [gedaagde] op verjaring niet kan worden gehonoreerd. De verjaringstermijnen waren niet verstreken, aangezien de schade door [eiseres] niet eerder was ontdekt. De vader had aangevoerd dat hij het geld had besteed voor de kinderen, maar dit werd door de kantonrechter verworpen, omdat de aankopen pas een jaar later hadden plaatsgevonden. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door zonder toestemming van [eiseres] de gelden van de spaarrekeningen op te nemen.
De vorderingen van de kinderen zijn toegewezen, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van bedragen aan beide minderjarigen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.