Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Ondanks dat de looneis van de FNV/CNV in de onderhandelingen inmiddels is gezakt tot 6% voor anderhalf jaar, vinden we dit veel te hoog. Zeker ook omdat we op andere belangrijke punten voor de vakbonden grote concessies hebben gedaan. Echter SDU(Sime Darby Unimills, voorzieningenrechter)
slaat de deur niet dicht en heeft dan ook met nadruk aangegeven dat er van een eindbod geen sprake is. Wij hebben de vakbonden uitgenodigd om in februari 2019 verder te onderhandelen. Waarom pas in februari verder onderhandelen? We zijn volop bezig met Play-to-Win en tegen die tijd zullen de eerste resultaten zichtbaar worden. Daarnaast zal er dan meer duidelijkheid zijn over de loonontwikkeling in Nederland. De hele situatie rond SDU, omvang en financiële resultaten, weerhoudt ons ervan om nu verder te bewegen op loon. Wat SDU niet wil, is dat onze medewerkers de dupe worden van een langer onderhandelingsproces. Wij hebben de vakbonden meegedeeld de lonen per 1 januari 2019 toch alvast met 2,0% te verhogen. Deze verhoging is een onderdeel van en vooruitlopend op de uiteindelijk overeen te komen loonsverhoging (-).’
‘ver onder de maat’en verder uitstel van de cao-onderhandelingen
‘onacceptabel’vinden. De vakbonden stelden voor om op 7 en 11 januari 2019 verder te onderhandelen, bij gebreke waarvan collectieve acties in het vooruitzicht werden gesteld.
‘nog lang niet uitonderhandeld’te zijn,
‘ook niet als wij niet ingaan op uw voorstel om reeds in januari in plaats van op 20 februari 2019 verder te onderhandelen.’
‘collectieve acties, waaronder algehele werkonderbrekingen voor korte of langere duur, stiptheidsacties, estafettestakingen en dergelijke’aangekondigd, indien deze eisen niet vóór 22 januari 2019 zouden zijn ingewilligd.
3.De vordering van Sime Darby Unimills
4.Het verweer van FNV
5.De beoordeling van het geschil
Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die vraag dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde ‘spelregels’ zijn nageleefd.