ECLI:NL:RBMNE:2019:1282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
C/16/474010 / KG ZA 19/44
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie en belangengeschil tussen Sime Darby Unimills B.V. en Federatie Nederlandse Vakbeweging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert Sime Darby Unimills B.V. dat de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) wordt verboden om collectieve acties te organiseren tot 31 maart 2019. De achtergrond van de vordering ligt in de cao-onderhandelingen tussen Sime Darby Unimills en de vakbonden, waarbij de looneisen van de vakbonden niet overeenkomen met de voorstellen van de werkgever. De voorzieningenrechter heeft op 24 januari 2019 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Sime Darby Unimills stelt dat de voorgenomen acties van FNV onrechtmatig zijn en dat deze acties schadelijk zullen zijn voor het bedrijf en haar klanten. FNV daarentegen betwist de vordering en stelt dat de acties vallen onder het recht op collectief onderhandelen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest (ESH). De voorzieningenrechter overweegt dat de voorgenomen acties van FNV moeten worden aangemerkt als collectief optreden in het kader van een belangengeschil. De rechter concludeert dat de acties in beginsel moeten worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. De vordering van Sime Darby Unimills wordt afgewezen, met veroordeling in de proceskosten aan de zijde van FNV.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
voorzieningenrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/474010 / KG ZA 19/44 LH/1040
Kort geding vonnis van 24 januari 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sime Darby Unimills B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
verder ook te noemen Sime Darby Unimills,
eisende partij,
advocaat: mr. L.R.T. Peeters,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV,
verwerende partij,
advocaten: mr. J. Ipenburg en mr. R.A. Severijn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verwezen wordt naar het op 24 januari 2019 in dit kort geding tussen partijen gewezen verkorte vonnis. Het onderstaande vormt de nadere schriftelijke uitwerking van dit vonnis, mede houdende de aan de uitspraak van 24 januari 2019 ten grondslag liggende overwegingen.
1.2.
Op 24 januari 2019 heeft de mondelinge behandeling van dit kort geding plaats gevonden. Op die zitting zijn voor Sime Darby Unimills verschenen de heer [A] , managing director van de vennootschap en de heer [B] , interim HR-manager, vergezeld door mr. Peeters. Voor FNV is verschenen de heer [C] , vakbondsbestuurder, vergezeld door mrs. Ipenburg en Severijn. Partijen hebben de standpunten ter zitting (nader) toegelicht. De advocaten van partijen deden dat onder meer aan de hand van de door hen overgelegde (in het verkorte vonnis van 24 januari 2019 vermelde) pleitaantekeningen. Partijen hebben geantwoord op vragen van de voorzieningenrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2.De feiten

2.1.
Sime Darby Unimills is een bedrijf dat oliën bewerkt tot grondstoffen voor (onder andere) voedingsmiddelen. Ze heeft ongeveer 210 werknemers in dienst.
2.2.
Sime Darby Unimills is een (klein)dochtervennootschap van Sime Darby Plantations Berhad te Kuala Lumpur (Maleisië). De moedervennootschap verwacht van Sime Darby Unimills, dat in de afgelopen vier jaren beneden verwachting heeft gepresteerd, dat er vanaf 2019 meer waarde uit de Nederlandse vestiging wordt gehaald, en wel door middel van bezuinigingen en efficiencyverhoging. Dit wordt in het bedrijf het ‘Play to Win’-plan genoemd. In samenwerking met adviesbureau McKinsey wordt op dit moment binnen Sime Darby Unimills nagedacht over, en geëxperimenteerd met, een andere werkwijze en het terugbrengen van een vijfploegen- naar een drieploegenrooster. Hierdoor kan mogelijk het aantal arbeidsplaatsen aanzienlijk worden teruggebracht. Besluiten zijn hierover nog niet genomen en de ondernemingsraad zal te gelegener tijd om advies worden gevraagd. De verwachting is dat eind februari 2019, samen met McKinsey, voldoende gegevens zijn verzameld om aan ‘Maleisië’ een reorganisatieplan te kunnen voorleggen.
2.3.
FNV is, samen met CNV Vakmensen, aan werknemerszijde partij bij de ondernemings-cao van Sime Darby Unimills, die laatstelijk heeft gegolden tot en met 31 december 2018. Samen hebben de twee vakbonden onder het personeel van Sime Darby Unimills ongeveer 100 leden. Tegenover de - beperkte - loonstijgingen die in de afgelopen drie jaren in het bedrijf zijn doorgevoerd, heeft een versobering van andere arbeidsvoorwaarden gestaan.
2.4.
Op 24 oktober, 7 november, 12 november, 28 november en 12 december 2018 hebben tussen Sime Darby Unimills enerzijds en FNV en CNV Vakmensen anderzijds onderhandelingen plaatsgevonden over een nieuwe ondernemings-cao voor de duur van 18 maanden. Bij aanvang van de onderhandelingen was het de inzet van alle betrokkenen om het overleg over de nieuwe cao sneller te doen verlopen dan het overleg voorafgaand aan de eerdere cao’s, dat als erg stroperig was ervaren. In de gesprekken vanaf eind oktober 2018 zijn de aan vakbondszijde voorgestelde wijzingen van verschillende arbeidsvoorwaarden, zoals opgenomen in de laatste cao, besproken. Over een deel van de voorgestelde wijzigingen hebben de partijen bij het cao-overleg inmiddels overeenstemming met elkaar bereikt. Over de resterende gesprekonderwerpen, te weten: de loonsverhoging en de aanpassing van de overwerkvergoeding en de resultaatsafhankelijke bonus, verschilt Sime Darby Unimills met de vakbonden van mening. Het grootste geschilpunt in de onderhandelingen is de door de vakbonden verlangde loonsverhoging gebleken. Waar FNV een loonsverhoging eiste van 8% over 18 maanden (5% voor 2019 en 3% voor de eerste helft van 2020), maar zich in de loop der onderhandelingen bereid toonde te zakken naar 6,5 of 6% loonsverhoging over 18 maanden, en CNV Vakmensen een looneis stelde van 6,5% (3,5% per 1 januari 2019 en 3% per 1 januari 2020), daar wilde Sime Darby Unimills, mede gezien haar tegenvallende bedrijfsresultaten en de te compenseren verliezen uit het verleden, niet verder gaan dan een loonsverhoging van 3,9% over 18 maanden (2,4% per 1 januari 2019 en 1,5% per 1 januari 2020).
2.5.
Na het laatste cao-overleg van 12 december 2018, waarin Sime Darby Unimills had aangekondigd pas op 20 februari 2019 verder te willen praten, heeft de heer [A] in een managementmededeling aan het personeel meegedeeld:
‘Ondanks dat de looneis van de FNV/CNV in de onderhandelingen inmiddels is gezakt tot 6% voor anderhalf jaar, vinden we dit veel te hoog. Zeker ook omdat we op andere belangrijke punten voor de vakbonden grote concessies hebben gedaan. Echter SDU(Sime Darby Unimills, voorzieningenrechter)
slaat de deur niet dicht en heeft dan ook met nadruk aangegeven dat er van een eindbod geen sprake is. Wij hebben de vakbonden uitgenodigd om in februari 2019 verder te onderhandelen. Waarom pas in februari verder onderhandelen? We zijn volop bezig met Play-to-Win en tegen die tijd zullen de eerste resultaten zichtbaar worden. Daarnaast zal er dan meer duidelijkheid zijn over de loonontwikkeling in Nederland. De hele situatie rond SDU, omvang en financiële resultaten, weerhoudt ons ervan om nu verder te bewegen op loon. Wat SDU niet wil, is dat onze medewerkers de dupe worden van een langer onderhandelingsproces. Wij hebben de vakbonden meegedeeld de lonen per 1 januari 2019 toch alvast met 2,0% te verhogen. Deze verhoging is een onderdeel van en vooruitlopend op de uiteindelijk overeen te komen loonsverhoging (-).’
2.6.
FNV en CNV Vakmensen hebben bij brief van 21 december 2018 meegedeeld zich niet te willen neerleggen bij een opschorting van het cao-overleg tot 20 februari 2019, omdat hun leden het loonbod van 3,9% en de opstelling van Sime Darby Unimills ten aanzien van de overwerkvergoeding en de resultaatsafhankelijke bonus
‘ver onder de maat’en verder uitstel van de cao-onderhandelingen
‘onacceptabel’vinden. De vakbonden stelden voor om op 7 en 11 januari 2019 verder te onderhandelen, bij gebreke waarvan collectieve acties in het vooruitzicht werden gesteld.
2.7.
Sime Darby Unimills reageerde hierop bij brief van 4 januari 2019 afwijzend. Zij meende
‘nog lang niet uitonderhandeld’te zijn,
‘ook niet als wij niet ingaan op uw voorstel om reeds in januari in plaats van op 20 februari 2019 verder te onderhandelen.’
2.8.
Na raadpleging van haar leden, werkzaam bij Sime Darby Unimills, heeft FNV bij brief van 17 januari 2019 aan het bedrijf haar cao-eisen (daaronder een looneis van 7,5% voor 18 maanden) uiteengezet en
‘collectieve acties, waaronder algehele werkonderbrekingen voor korte of langere duur, stiptheidsacties, estafettestakingen en dergelijke’aangekondigd, indien deze eisen niet vóór 22 januari 2019 zouden zijn ingewilligd.
2.9.
CNV Vakmensen heeft ervoor gekozen nu (nog) geen werkonderbrekingen bij Sime Darby Unimills te organiseren.
2.10.
Nader overleg tussen Sime Darby Unimills en FNV heeft ertoe geleid dat de vakbond de aangekondigde acties heeft uitgesteld tot na de uitspraak in onderhavig kort geding. Intussen heeft wel al technisch overleg plaatsgevonden en zijn er veiligheidsafspraken gemaakt.

3.De vordering van Sime Darby Unimills

3.1.
Sime Darby Unimills vordert in dit kort geding dat het aan FNV met onmiddellijke ingang wordt verboden om vóór 31 maart 2019 aan haar leden respectievelijk aan derden oproepingen of aansporingen tot collectieve acties bij Sime Darby Unimills te doen uitgaan. Voorts vordert Sime Darby Unimills dat FNV wordt veroordeeld om zich tot 31 maart 2019 te onthouden van het verlenen van hulp of steun, in welke vorm dan ook, aan werknemers van Sime Darby Unimills die op eigen initiatief of op grond van aansporingen of oproepingen van derden het werk neerleggen. Sime Darby Unimills vordert dat dit verbod en deze veroordeling worden versterkt met een dwangsom van € 100.000,-- per overtreding dan wel per (gedeelte van een) dag dat de collectieve actie voortduurt, alles met veroordeling van FNV in de proceskosten.
3.2.
Sime Darby Unimills legt aan haar vordering ten grondslag dat FNV onrechtmatig handelt, indien zij haar leden, werkzaam in haar bedrijf, oproept tot het voeren van collectieve acties of aan zulke acties hulp of steun biedt. Partijen hebben in het lopende cao-overleg op een groot aantal onderdelen overeenstemming bereikt en zijn nog volop in onderhandeling over de andere voorstellen van vakbondszijde. Nu er op dit moment alleen geschil is over het tijdstip waarop er verder zal worden gepraat, grijpt FNV te vroeg naar het stakingsmiddel. Sime Darby Unimills heeft er een gerechtvaardigd belang bij om niet eerder dan eind februari 2019 verder over - met name - de looneis van de vakbonden door te onderhandelen, omdat zij pas dan de eerste resultaten van de voorgenomen transformatie beschikt, alsook omdat er tegen die tijd meer inzicht bestaat in hoe de cao-lonen zich in de rest van het land ontwikkelen. Gezien de vertraging die in de cao-onderhandelingen in den lande optreedt, is de verwachting dat daar in februari/maart 2019 meer duidelijkheid over is. Intussen kan van Sime Darby Unimills niet worden verwacht dat haar de rol van koploper in de loonontwikkeling wordt opgedrongen.
3.3.
Sime Darby Unimills beroept zich er verder op dat collectieve acties haar productieproces zullen verstoren en tot problemen zullen leiden in de leveranties aan haar afnemers, van wie een deel (daaronder Unilever) afhankelijk is van Sime Darby Unimills als enig toeleverancier. De klanten hechten grote waarde aan de leveringsbetrouwbaarheid van het bedrijf en zullen bij stilstand hun schade op Sime Darby Unimills verhalen. De acties zullen ook overigens een zodanige negatieve invloed hebben op het bedrijfsresultaat dat de kans bestaat dat de Maleisische moedervennootschap bij toekomstige verliezen niet meer zal willen bijspringen, zoals zij eerder heeft gedaan.

4.Het verweer van FNV

FNV betwist de vordering, omdat de voorgenomen collectieve acties volgens haar niet onrechtmatig zijn. De acties vallen onder de bescherming van artikel 6, aanhef en onder 4 van het ESH. Er is sprake van een belangengeschil over de nieuwe cao en de collectieve acties dragen bij tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de vakbond om de middelen te kiezen waarmee zij wil bereiken dat een voor haar leden acceptabele cao tot stand komt, alsook dat dit op korte termijn gebeurt. De leden hebben genoeg van de vertragingstactiek die Sime Darby Unimills vaker inzet om het maken van afspraken over arbeidsvoorwaarden voor zich uit te schuiven. Daar komt nu bij dat de werknemers een reorganisatie boven het hoofd hangt die arbeidsplaatsen zal gaan kosten. Voor een beperking van het stakingsrecht op grond van het bepaalde in artikel G ESH bestaat volgens FNV geen reden, omdat het aan haar als vakbond is om in cao-onderhandelingen haar positie te bepalen, zowel naar de inhoud - hier in het bijzonder de looneis - als wat betreft de voortgang van het cao-overleg. Dat Sime Darby Unimills door de acties schade zal lijden, is aan het voeren van collectieve acties inherent.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Het gaat in dit kort geding om de vraag of de medewerkers van Sime Darby Unimills op initiatief van FNV hun werk mogen onderbreken, teneinde haar ertoe te bewegen om tegemoet te komen aan de eisen die hun vakbond aan een af te sluiten nieuwe cao heeft gesteld.
5.2.
Bij de beoordeling stelt de voorzieningenrechter, mede met het oog op de stakingsrechtspraak van de Hoge Raad in het zogenoemde Enerco-arrest (van 31 oktober 2014, gepubliceerd in NJ 2015, 252) en in het Amsta-arrest (van 19 juni 2015; JAR 2015, 188) het volgende voorop.
5.3.
Het recht van werknemers, of de hen vertegenwoordigende vakbonden, en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De strekking van deze bepaling, die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad in Nederland rechtstreekse werking heeft, is het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Deze strekking brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken.
5.4.
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van genoemde ESH-bepaling wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4, ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad. Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of de collectieve actie voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (de zogenaamde ‘spelregel’-toetsing), vormt geen zelfstandige maatstaf om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die ‘spelregels’ is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid.
Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die vraag dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde ‘spelregels’ zijn nageleefd.
5.5.
Tegen deze achtergrond concludeert de voorzieningenrechter dat de door FNV voorgenomen collectieve acties bij Sime Darby Unimills moeten worden aangemerkt als collectief optreden in het kader van een belangengeschil in de zin van artikel 6 onder 4 ESH. De cao is de uitkomst van het vrije spel van de onderlinge krachtsverhouding, en is daarmee het prototype van een belangengeschil in de zin van artikel 6 onder 4 ESH. Voor een rechterlijke beoordeling van de daarbij over en weer betrokken belangen, en daarmee van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de cao, is in beginsel geen plaats.
5.6.
Voor zover Sime Darby Unimills heeft bedoeld te betogen dat de collectieve acties niet onder de bescherming van artikel 6 onder 4 ESH vallen, volgt de voorzieningenrechter haar niet. Gezien de strekking van deze verdragsbepaling - het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen -, en mede gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, is een werknemersorganisatie in beginsel vrij in de keuze van de middelen om haar doel te bereiken. Of (nog) sprake is van een collectieve actie in de zin van artikel 6 onder 4 ESH wordt bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Deze vraag moet in dit kort geding bevestigend worden beantwoord. Juist nu Sime Darby Unimills in dit kort geding de voor haar bedrijf te verwachten schade en de door haar afnemers uit te oefenen druk zo heeft benadrukt, moet worden aangenomen dat collectieve acties haar kunnen doen besluiten om het overleg over de nieuwe cao op korte termijn te hervatten en alsnog aan de eisen van de vakbonden tegemoet te komen. Dat de acties niet zouden kunnen worden aangemerkt als het uiterste middel dat FNV ten dienste staat, zoals Sime Darby Unimills stelt, speelt in dit kader geen rol.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de voorgenomen acties onder het bereik van artikel 6 onder 4 ESH vallen en dus in beginsel moeten worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het sociale grondrecht op collectieve actie. De kern van het geschil van partijen draait daarmee om de vraag of de voorgenomen collectieve acties moeten worden verboden of beperkt langs de weg van artikel G ESH. Het is aan Sime Darby Unimills om aannemelijk te maken dat een verbod of beperking naar de maatstaf van deze verdragsbepaling gerechtvaardigd is.
5.8.
De voorzieningenrechter volgt Sime Darby Unimills niet in haar standpunt dat het cao-overleg nog volop gaande is en FNV daarom te vroeg naar het stakingswapen grijpt. Vast staat dat Sime Darby Unimills de komende weken, en tot 20 februari 2019, niet verder wenst te onderhandelen over een nieuwe cao. Wat er ook zij van het belang dat zij stelt daarbij te hebben, daartegenover staat dat FNV er belang bij heeft dat voortvarend over een nieuwe cao wordt dooronderhandeld. Aan dat belang aan werknemerszijde doet bepaald niet af dat er inmiddels over een deel van de door de vakbonden ingebrachte voorstellen overeenstemming is bereikt. De resterende geschilpunten, met name de verhoging van de cao-lonen, worden door de FNV-leden beschouwd als de essentialia van een nieuwe cao. Dat er volgens Sime Darby Unimills nog geen sprake is van een ‘eindbod’ harerzijds, betekent niet dat de acties niet als ‘ultimum remedium’ kunnen worden beschouwd: de acties hebben immers ten doel om haar ertoe te bewegen op korte termijn een nieuwe cao af te sluiten. Daarvoor staan FNV geen andere middelen dan het voeren van collectieve actie ten dienste. Het is niet onbegrijpelijk dat FNV het cao-overleg niet wil opschorten, nu de looptijd van de oude cao reeds is verstreken. Dat FNV, na zich eerder bereid te hebben getoond haar looneis tot 6% te matigen, nu toch weer een looneis van 7,5% stelt, brengt niet mee dat over de (on)tijdigheid van de door haar aangekondigde acties in dit kort geding anders zou moeten worden geoordeeld. Het is aan de vakbond om, mede in reactie op de houding van Sime Darby Unimills, haar opstelling in de onderhandelingen te bepalen. Het beroep dat Sime Darby Unimills in dit verband op artikel 6:2 Burgerlijk Wetboek heeft gedaan, faalt.
5.9.
Wat de financiële schade betreft die de voorgenomen acties voor Sime Darby Unimills en haar afnemers zullen hebben, wijst de voorzieningenrechter erop dat dergelijke schade inherent is aan het voeren van collectieve actie. Dat sprake is van een zodanige buitenproportionele schade dat een beperking van de acties gerechtvaardigd is, is gesteld noch gebleken. Sime Darby Unimills heeft in dit kader volstaan met algemene en niet nader onderbouwde stellingen. Haar tegenwerping dat zij haar schade niet kàn onderbouwen, nu FNV nog niet heeft meegedeeld welke soort acties zullen worden gevoerd en hoe lang die gaan duren, slaagt niet, omdat zij zich op grond van de aanzegging van 17 januari 2019 heeft in te stellen op een algehele werkonderbreking van FNV-leden. Over de schade die daarvan het gevolg zal zijn, heeft Sime Darby Unimills zich niet concreet uitgelaten. Nu overigens niet in geschil is dat bij de collectieve acties bij Sime Darby Unimills geen hogere belangen, zoals de openbare orde of de volksgezondheid, zijn betrokken, is een verbod of beperking van de collectieve acties maatschappelijk gezien niet dringend noodzakelijk.
5.10.
Op het voorgaande stuit de vordering van Sime Darby Unimills in al zijn onderdelen af. Die vordering is daarom in het verkorte vonnis van 24 januari 2019 afgewezen, met veroordeling van Sime Darby Unimills in de proceskosten aan de zijde van FNV.

6.De beslissing

Voor de beslissing verwijst de voorzieningenrechter naar het dictum van het verkorte vonnis van 24 januari 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2019.