ECLI:NL:RBMNE:2019:1457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
7204527 / LV EXPL 18-42
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot ontruiming sociale huurwoning wegens onvoldoende gewicht van overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mercatus en de Gelderse Stichting tot Beheer en Bewindvoering ter Bescherming van Meerderjarigen. Mercatus, de eiseres, vorderde ontruiming van de sociale huurwoning van de heer [A] vanwege langdurige overlast die hij zou veroorzaken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door Mercatus gestelde overlast, hoewel erkend, niet van voldoende gewicht was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gevolgen van een ontbinding voor de huurder te groot zouden zijn en dat de overlast niet zo ernstig was dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou ontbinden. De vorderingen van Mercatus werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder, die op € 600,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de persoonlijke omstandigheden van de huurder en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met ontbinding van huurovereenkomsten in het geval van overlast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis in kort geding van 10 april 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7204527 / LV EXPL 18-42 van
de stichting
STICHTING MERCATUS,
gevestigd te Emmeloord,
eiseres,
hierna te noemen: Mercatus,
gemachtigde mr. Y. van der Horst,
tegen
de stichting
GELDERSE STICHTING TOT BEHEER EN BEWINDVOERING TER BESCHERMING VAN MEERDERJARIGEN in hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de heer [A],
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde mr. W.J. Aardema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 september 2018 met 22 producties
  • de akte van de bewindvoerder ontvangen op 2 oktober 2018 met daarbij 31 producties
  • de fax van Mercatus van 3 oktober 2018 met producties 23 tot en met 28
  • de mondelinge behandeling op 4 oktober 2018
  • de pleitnota van Mercatus
  • de pleitnota van de bewindvoerder
  • de aanhouding ten behoeve van het overleg om tot een regeling te komen
  • de brief van Mercatus van 1 maart 2019 met productie 29
  • de fax van Mercatus van 4 maart 2019 met een bijlage
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 5 maart 2019
  • de akte van de zijde van Mercatus van 12 maart 2019
  • de akte van de zijde van de bewindvoerder van 20 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Mercatus is een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet. Sinds 1 februari 1992 huurt [A] van Mercatus een appartement (hierna: de woning) dat onderdeel is van een appartementencomplex in [woonplaats] . Het vermogen van [A] staat onder bewind, zodat de bewindvoerder namens hem in deze procedure is verschenen. In de loop van deze procedure is de zus van [A] door deze rechtbank als mentor van [A] aangesteld. Zij is ook door de bewindvoerder gemachtigd om namens hem het woord te voeren tijdens de beide mondelinge behandelingen.
2.2.
Mercatus vindt dat [A] ernstige overlast veroorzaakt in het appartementencomplex, en wil dat [A] om die reden de woning definitief verlaat. Zij vordert daarom ontruiming van de woning. Volgens de bewindvoerder is alleen sprake van hinder. Hij wijst erop dat het merendeel van de meldingen heeft plaatsgevonden op instigatie van Mercatus, dat die afkomstig zijn van twee omwonenden die de situatie uitvergroten en dat Mercatus verklaringen gebruikt van mensen die niet in het appartementencomplex wonen. Bovendien wijst hij op de ernstige gevolgen die een ontruiming voor [A] met zich zullen brengen.
2.3.
Het spoedeisend belang van Mercatus bij haar vordering volgt uit de aard van de daaraan ten grondslag gelegde omstandigheden, bestaande uit de gestelde ernstige overlast.
2.4.
Het geschil draait om de vraag of de door Mercatus gestelde overlast zo ernstig is, dat een rechter in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou uitspreken, en de uitkomst van een bodemprocedure bovendien niet kan worden afgewacht. Dat is volgens de voorzieningenrechter niet het geval, en daarom zullen de vorderingen van Mercatus worden afgewezen.
2.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Daarbij zijn niet alleen de wettelijke gezichtspunten van artikel 2:265 BW van belang (de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming en de gevolgen van de ontbinding), maar ook alle overige omstandigheden van het geval.
2.6.
De tekortkoming van [A] waarop Mercatus zich beroept bestaat – zakelijk weergegeven – uit de volgende klachten die zijn gemeld in de periode van de tweede helft van 2016 tot februari 2019. Het betreft regelmatig schreeuwen, schelden, vloeken, dreigende taal uiten naar medebewoners van het appartementencomplex en voorbijgangers en luid telefoneren. Volgens Mercatus vindt deze geluidsoverlast op structurele basis plaats en hebben bewoners van het complex daar veelvuldig melding van gemaakt. Het leidt tot angst en gevoelens van onveiligheid bij medebewoners, derden en een onderhoudsmedewerker van Mercatus, die door [A] vanuit zijn woning is achternagezeten. Dit gedrag van [A] heeft tot gevolg, zo stelt Mercatus, dat medebewoners niet meer het ongestoord woongenot ervaren van de woning die zij van Mercatus huren. De bewindvoerder erkent dat [A] kan schreeuwen en vloeken en dat hij een luide, zware stem heeft. Maar hij betwist dat dit tot overlast lijdt. De bewindvoerder heeft de gestelde overlast per klacht weersproken. Hij heeft daar verklaringen voor gegeven en zo de door Mercatus onderbouwde klachten in een bredere context geplaatst. Zo heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [A] door bewoners en voorbijgangers wordt uitgedaagd, dat men discussies met [A] aangaat, en dat medebewoners op het mededelingenbord in het portiek van het complex negatieve teksten hebben geschreven met de strekking dat [A] daar niet gewenst is. Daarnaast wijst de bewindvoerder erop dat de overgelegde verklaringen alle in dezelfde periode zijn opgesteld, waaruit hij afleidt dat ze zijn opgesteld op verzoek van Mercatus. Hij lijdt dat bovendien af uit de tekst van enkele verklaringen, die een verwijzing bevatten naar een verzoek van Mercatus om de ervaren klachten op papier te zetten. Volgens de bewindvoerder heeft Mercatus de situatie gefingeerd, en hij verwijt Mercatus dat zij met haar handelwijze de verhoudingen in het wooncomplex juist verder heeft verstoord.
2.7.
Alles overziend concludeert de voorzieningenrechter dat sprake is van langdurig en structureel onaangepast gedrag van [A] . De voorzieningenrechter volgt Mercatus in haar stelling dat dit gedrag van [A] kan worden ervaren als overlast. Deze overlast vormt een tekortkoming van [A] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
2.8.
De vraag die vervolgens voor ligt, is of deze tekortkoming van voldoende gewicht is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Hoewel [A] geluidsoverlast veroorzaakt, is niet gebleken dat [A] naast agressief taalgebruik ook agressieve daden jegens medebewoners of medewerkers van Mercatus heeft verricht. De enkele keer dat [A] schreeuwend achter een onderhoudsmedewerker van de bewindvoerder tot aan de lift van het complex is aangelopen is – hoewel dat als dreigend kan zijn ervaren – onvoldoende. Dat dat gedrag niet door de beugel kan is duidelijk, maar het voorval is toch onvoldoende om de vordering toe te wijzen. Dat komt doordat Mercatus niet heeft weersproken dat de gevolgen voor [A] van een ontruiming en een ontbinding van de huurovereenkomst gelet op zijn persoonlijke omstandigheden heel groot zijn. Dit leidt ertoe dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. Daarom worden de vorderingen van Mercatus afgewezen.
2.9.
Mercatus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de bewindvoerder worden begroot op € 600,00 voor salaris gemachtigde.
2.10.
De nakosten waarvan de bewindvoerder betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Mercatus in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder tot vandaag vastgesteld op € 600,00,
3.3.
veroordeelt Mercatus, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de bewindvoerder volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 90,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019.