4.3Het oordeel van de rechtbank
Hierna wordt de relevante inhoud van de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen weergegeven. De vindplaats van deze bewijsmiddelen is in de voetnoten opgenomen.
Bewijsmiddelen
Op 28 juli 2017 deed [aangever] aangifte van een woninginbraak. Aangever woont op het adres [adres] in [woonplaats] . Aangever werd eerder die dag door zijn buurvrouw gebeld. De buurvrouw vertelde dat een inbraak had plaatsgevonden in de woning van aangever. De buurvrouw was op 27 juli 2017 omstreeks 18:00 uur nog in de woning van aangever geweest en toen was alles in orde. Op 28 juli 2017 omstreeks 7:15 uur ontdekte de buurvrouw de inbraak. Het bleek dat de daders de achterdeur hadden opengebroken. In de deur en het kozijn waren meerdere indruksporen zichtbaar. De deur die werd opengebroken geeft toegang tot een aparte ruimte. In deze ruimte is wederom een deur met grof geweld opengebroken.De volgende goederen zijn meegenomen:
- een gouden herenhorloge van het merk Bonard;
- een BMW reservesleutel;
- een witte envelop met contant geld à € 500,-;
- een lichtbruine computerbril van het merk Stepper Essilor;
- een zakmes van het merk Gerber Gator; en
- een witte iPad 2 oplader met snoer.
Op 28 juli 2017 is door de politie forensisch onderzoek naar sporen verricht. De verbalisant zag aan de achterzijde van de woning een deur die toegang geeft tot de bijkeuken. Hij zag dat de deur in de sluitnaad was open gewrikt met een breekijzer en een schroevendraaier. Via de bijkeuken werd de toegangsdeur naar de keuken bereikt. Hij zag dat met behulp van een breekijzer en een schroevendraaier met grof geweld de keukendeur was open gewrikt.
Op de vloer in de centrale hal trof de verbalisant een zwarte zaklamp aan met een gele streep. De verbalisant zag dat deze zaklamp aan stond. Hij zag aan de achterzijde van de zaklamp opgedroogde vloeistof, welke hij heeft bemonsterd op speeksel.
Het speekselspoor is veiliggesteld. Het monster is voorzien van sporenidentificatienummer (SIN) AAKP3871NL.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft DNA-onderzoek verricht. De bemonstering met SIN AAKP3871NL bevatte een DNA-profiel van een man met een matchkans kleiner dan één op één miljard. Dit profiel komt overeen met het DNA-profiel van verdachte.
Op 26 september 2017 is aangever door de politie bevraagd over de bij de woninginbraak aangetroffen zaklamp. Aangever gaf aan de zaklamp te herkennen als zijn zaklamp. De lamp is nooit uitgeleend of uit huis geweest en is nooit bij iemand in bruikleen geweest.
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak zoals aan hem onder parketnummer 16/660081-17 is ten laste gelegd. Het verweer van de raadsman dat de zaklamp een verplaatsbaar object is en het daarmee onvoldoende vaststaat dat het aangetroffen speekselspoor een daderspoor is wordt door voornoemde bewijsmiddelen weerlegd.
Vrijspraak voor feit 2 primair
Uit het dossier komt naar voren dat de autosleutel die onder verdachte is aangetroffen bij een woninginbraak is weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de autosleutel op straat had gevonden, kort voor het moment dat hij door de politie werd staande gehouden. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de autosleutel van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 2 primair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Rechtmatigheid van bewijsverkrijging
Verdachte is in het kader van een schorsing onderworpen aan een locatiegebod met elektronische controle. De verbalisanten hebben verdachte staande gehouden om te controleren of hij zich aan het geldende locatiegebod hield. Toen zij verdachte aanspraken, zagen de verbalisanten dat hij een gripzakje in zijn jaszak stak en lange vloei liet vallen. De verbalisanten hebben hierin aanleiding gezien om verdachte te vragen of hij drugs bij zich heeft. Verdachte heeft een gripzakje met hasj aan de verbalisanten overhandigd. De omstandigheden dat verdachte in het bezit van hasj bleek, zich daarnaast zichtbaar zenuwachtig gedroeg en dat zijn jaszakken bol stonden, hebben de verbalisanten doen besluiten de uitlevering door verdachte van alle drugs te vorderen, waarbij onder verdachte een autosleutel behorende bij een Mini Cooper met kenteken [kenteken] en 1,36 gram MDMA zijn aangetroffen. De raadsman heeft verzocht om uitsluiting van dit bewijs vanwege het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld ten tijde van de vordering tot uitlevering van alle drugs onder verdachte omdat verdachte toen al een gripzakje met drugs had overhandigd aan de politie en hierna geen aanleiding meer was voor een redelijk vermoeden dat verdachte meer verdovende middelen bij zich zou hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van voornoemde omstandigheden bij de verbalisanten naar objectieve maatstaven een redelijk vermoeden ontstaan van schuld van verdachte aan een strafbaar feit. Er is geen sprake van een schending van enig wettelijk voorschrift, zodat het bewijs rechtmatig is verkregen en voor de bewezenverklaring kan worden gebezigd. Op het moment van de vordering tot uitlevering was immers al gebleken dat verdachte hasj bij zich had, gedroeg hij zich zenuwachtig en stonden zijn jaszakken bol.
Bewijsmiddelen
Op 28 november 2017 werd verdachte door twee verbalisanten in Bussum staande gehouden.Verbalisanten zagen dat [verdachte] zijn hand uit zijn rechterjaszak haalde en dat hij een lange vloei liet vallen. Verbalisanten zagen dat de jaszakken van verdachte bol stonden. Op de vraag of verdachte drugs bij zich had, hoorden de verbalisanten hem zeggen dat hij een zakje hasj bij zich had. Zij zagen dat verdachte zich zenuwachtig gedroeg, namelijk dat hij stond te trillen met zijn handen en schichtig om zich heen keek. Zij vorderden van verdachte de uitlevering van alle drugs. Daarop zagen zij dat verdachte een tweede gripzakje tevoorschijn haalde. Zij zagen dat dit gripzakje gevuld was met vier gekleurde pillen.
Verbalisant [verbalisant 1] vroeg aan verdachte of hij zijn zakken kon legen en de inhoud op het dak van de auto kon leggen. De verbalisant zag dat verdachte met zijn linkerhand een voorwerp uit zijn linker jaszak haalde. Hij zag dat verdachte dit op het dak van de auto legde. De verbalisant zag dat hij met zijn rechterhand zijn handschoenen, die al op het dak lagen, boven op het betreffende voorwerp legde. De verbalisant heeft de handschoenen vervolgens opgetild en heeft het voorwerp van het dak opgetild. Hij zag dat het een autosleutel betrof van het merk Mini.
Op 29 november 2017 is in een filiaal van een Mini-dealer in Hilversum de autosleutel uitgelezen. Hieruit kwam naar voren dat de autosleutel behoorde bij een auto van het merk Mini, model Cooper met het kenteken [kenteken] . Uit de politiesystemen kwam naar voren dat het voertuig op naam van [A] (de rechtbank begrijpt: [A] ) is gesteld. [A] is de vrouw van [benadeelde] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde] ).
Op 28 november 2017 zijn – onder meer – de volgende middelen onder verdachte in beslag genomen:
- SIN AAJU3058NL, 4 stuks, kleur blauw, 0,26 gram MDMA;
- SIN AAJU3059NL, 2 stuks, kleur geel, 0,79 gram MDMA; en
- SIN AAJU3060NL, kleur roze, 0,31 gram MDMA.
Uit het rapport ‘Identificatie van veelvoorkomende drugs’ van het NFI van 22 december 2017 volgt dat:
- SIN AAJU3058NL, bevat MDMA;
- SIN AAJU3059NL, bevat MDMA; en
- SIN AAJU3060NL, bevat MDMA.
Op de terechtzitting van 3 april 2019 heeft verdachte verklaard dat hij de autosleutel kort voordat hij door de verbalisanten werd staande gehouden op straat had gevonden en meegenomen. Voorts heeft verdachte verklaard dat de pillen die hij bij zich had van hemzelf waren.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één van beide feiten.
Bewijsoverweging feit 2 subsidiair
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij van plan was de door hem op straat gevonden autosleutel de volgende dag in te leveren bij de politie of het buurthuis. De rechtbank overweegt dat verdachte de autosleutel niet uit eigen beweging aan de verbalisanten heeft overhandigd. Uit de bewijsmiddelen komt verder naar voren dat verdachte – anders dan zijn raadsman op zitting heeft gesteld – de handschoen, die al op het dak van de auto lag, boven op de autosleutel heeft gelegd. Met deze verbergingshandeling heeft verdachte geprobeerd de autosleutel aan het zicht van de verbalisanten te onttrekken. De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat verdachte op dat moment de autosleutel voor zichzelf heeft willen houden, zodat de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de autosleutel heeft verduisterd.
Bewijsoverweging feit 3
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 1,36 gram van een materiaal bevattende MDMA voorhanden heeft gehad.