Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna te noemen de man,
hierna te noemen de vrouw,
1.1. Verloop van de procedure
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 14 december 2018;
- het verweerschrift van de vrouw, tevens houdende zelfstandige verzoek, ingekomen op 11 februari 2019;
- het F9-formulier van de man met verweer op zelfstandig verzoek en productie 9 t/m 14, ingekomen op 29 maart 2019;
- het F9-formulier van de vrouw met productie 4 t/m 6, ingekomen op 1 april 2019.
2.2. Vaststaande feiten
- voor recht te verklaren dat de vrouw met ingang van 11 juni 2018 samenwoont met een ander als ware zij gehuwd, zodat de alimentatieverplichting van de man met ingang van dat moment van rechtswege is geëindigd;
- de vrouw te veroordelen aan de man te voldoen, uiterlijk binnen één week na de datum van de beschikking, een bedrag van € 2.239,92 ter zake door hem onverschuldigd betaalde partneralimentatie te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is van € 5.249,00 onderzoekskosten recherchebureau en de vrouw te veroordelen dit bedrag aan de man te betalen binnen één week na de datum van de beschikking en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de vrouw te veroordelen tot betaling binnen één week na de datum van de beschikking van de advocaatkosten van de man te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
- er is een affectieve relatie,
- die duurzaam is,
- waarin wordt samengewoond,
- een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd en
- de partners elkaar wederzijds verzorgen.