ECLI:NL:RBMNE:2019:185

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
UTR 18/2431
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing drank- en horecavergunning aan buurthuis zonder weigeringsgronden

Op 15 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verschillende eisers en de burgemeester van de gemeente Soest. De zaak betreft de verlening van een drank- en horecavergunning aan Stichting De Linde, een buurthuis in Soest. De burgemeester had op 15 mei 2018 de vergunning verleend voor het schenken van zwak-alcoholische dranken onder bepaalde voorwaarden. Eisers, die zich verzetten tegen deze vergunning, stelden dat de vergunning op grond van artikel 27 van de Drank- en Horecawet (DHW) geweigerd had moeten worden, omdat er niet voldaan zou zijn aan de eisen van de artikelen 8 tot en met 10 van de DHW en omdat de vergunning zou leiden tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van de in artikel 27 genoemde weigeringsgronden. De rechtbank stelde vast dat de burgemeester de vergunning niet had kunnen weigeren, omdat er geen bewijs was dat het schenken van alcoholhoudende dranken in het buurthuis zou leiden tot verstoring van de openbare orde. De rechtbank merkte op dat er afspraken waren gemaakt tussen de vergunninghouder en de burgemeester over het schenken van alcohol tijdens jeugdactiviteiten, en dat deze afspraken zouden worden gehandhaafd. Bovendien was er geen bewijs dat er onvoldoende toezicht was in het buurthuis.

De rechtbank concludeerde dat de vergunning terecht was verleend en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door rechter M.E.J. Sprakel, in aanwezigheid van griffier A. Wilpstra-Foppen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2019, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] ,

[eiser 3] en [eiser 4] ,
[eiser 5] en [eiser 6] ,
[eiser 7] en [eiser 8] ,
[eiser 9] en [eiser 10] ,
[eiser 11] en [eiser 12] ,
[eiser 13] en [eiser 14] ,allen te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann),
en
de burgemeester van de gemeente Soest, verweerder
(gemachtigden: J.F. van der Straten, M. van den Berg en W.L.I. Welleman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting De Linde onderdak met een hart, te Soesterberg.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure aan Stichting De Linde onderdak met een hart (vergunninghouder) een drank- en horecavergunning voor het schenken van zwak-alcoholische dranken onder voorwaarden verleend.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door [eiser 1] , bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , [B] en [C] .

Overwegingen

1. Op 14 september 2017 heeft vergunninghouder een aanvraag om een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) bij verweerder ingediend. Verweerder heeft op
15 november 2017 in de Soester Courant bekend gemaakt dat hij voornemens is om de vergunning te verlenen. In deze publicatie is vermeld dat het ontwerpbesluit van
15 november 2017 tot en met 27 december 2017 ter inzage zou liggen bij het gemeentehuis te Soest en dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen in te dienen. Eisers hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en op 21 december 2017 een zienswijze ingediend.
2. Verweerder heeft de drank- en horecavergunning (vergunning) verleend voor het schenken van zwak-alcoholhoudende drank in het buurthuis De Linde (De Linde) onder voorwaarden.
3. Eisers vinden dat de vergunning op grond van artikel 27 van de DHW geweigerd had moeten worden omdat niet is voldaan aan de eisen van de artikelen 8 tot en met 10 van de DHW. Daarnaast wordt volgens eisers door vergunninghouder in strijd gehandeld met de artikelen 3, 18, 21, 24 en 30 van de DHW waardoor de vergunning afgewezen had moeten worden.
4. Uit artikel 28 van de DHW volgt dat verweerder een vergunning slechts op grond van de in artikel 27 genoemde weigeringsgronden mag weigeren. Als geen sprake is van dergelijke weigeringsgronden, moet verweerder een vergunning verlenen. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Eisers hebben aangevoerd dat het verlenen van de vergunning leidt tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, wat in strijd is met artikel 21 van de DHW. Volgens eisers worden kinderen geconfronteerd met alcoholgebruik op het terras en in De Linde. Daarnaast zijn tijdens de schenktijden ook kinderen aanwezig in De Linde. In het reglement van vergunninghouder staat iets anders over het schenken van alcohol wanneer kinderen in de buurt zijn dan in het bestreden besluit staat omschreven. Eisers zien daardoor geen noodzaak om de vergunning te verlenen. Het incident dat heeft plaatsgevonden op
27 september 2017 (het incident) is een voorbeeld van de overlast die de vergunning tot gevolg kan hebben.
6. De rechtbank overweegt dat het schenken van alcohol in een omgeving waar zich ook kinderen bevinden geen weigeringsgrond is in de DHW. Evenmin ziet de rechtbank daarin op zich reden om aan te nemen dat de vergunning zal leiden tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vergunning onder voorwaarden is verleend. Onder meer door op schooldagen pas na 16.00 uur alcohol te schenken. Eisers hebben terecht aangevoerd dat er een discrepantie is tussen de brief van verweerder bij de verleende vergunning en het bestuursreglement van vergunninghouder voor wat betreft het schenken van alcoholhoudende drank wanneer er jeugd aanwezig is in De Linde. In de brief bij de verleende vergunning staat namelijk dat: ‘in het reglement is opgenomen dat er geen alcoholhoudende drank wordt geschonken wanneer er jeugdactiviteiten plaatsvinden in het dorpshuis.’ In het reglement staat echter dat geen alcohol wordt geschonken ‘als tijdens de schenktijden van het generatiehuis 25% of meer van de aanwezigen jonger is dan 18 jaar’. Tijdens zitting is toegelicht dat vergunninghouder en verweerder de afspraak aanhouden dat tijdens jeugdactiviteiten, zoals huiswerkbegeleiding, geen alcoholhoudende drank mag worden geschonken. Vergunninghouder heeft ook tijdens de zitting aangegeven dat het bestuursreglement zal worden aangepast aan de afspraken die zijn gemaakt met verweerder. Indien vergunninghouder zich niet aan deze afspraken houdt, dan wordt dat door verweerder gehandhaafd. Verweerder heeft hierin geen reden hoeven zien om de vergunning af te wijzen. Over het incident merkt de rechtbank op dat het heeft plaatsgevonden voordat De Linde open was, waardoor dit incident geen verband houdt met het verlenen van de vergunning. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat het schenken van alcoholhoudende drank zal leiden tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Verweerder heeft geen reden hoeven zien om op de vergunning op grond van artikel 21 in samenhang met artikel 27 van de DHW af te wijzen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers hebben verder aangevoerd dat er onvoldoende toezicht plaatsvindt, wat in strijd is met artikel 24 van de DHW. Er zijn volgens eisers vaak geen leidinggevenden aanwezig in De Linde. Daarnaast is mevrouw Joosten uit het bestuur gegaan waardoor er een wijziging heeft plaatsgevonden in de leidinggevenden die worden genoemd in de vergunning.
8. De rechtbank overweegt hierover dat uit artikel 24, tweede lid, onder c, van de DHW blijkt dat het bij paracommerciële rechtspersonen ook mogelijk is dat een barvrijwilliger aanwezig is. Vergunninghouder is een paracommercieel rechtspersoon. De leidinggevenden die staan vermeld op de vergunning hoeven niet altijd aanwezig te zijn tijdens schenktijden in De Linde. Daarnaast is niet gebleken dat mevrouw Joosten geen leidinggevende meer is bij vergunninghouder. Indien er een wijziging plaatsvindt in de leidinggevenden zoals vermeld op de vergunning, is het aan de vergunninghouder om die wijziging door te geven aan verweerder. Overigens zou een dergelijke wijziging hebben plaatsgevonden na het verlenen van de vergunning, waardoor het ook niet tot weigering van de vergunning had kunnen leiden. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.
9. Verder hebben eisers aangevoerd dat de vergunning in strijd is met de artikelen 3, 8 tot en met 10 en 18 van de DHW. Dit standpunt hebben eisers echter niet onderbouwd waardoor niet is gebleken dat verweerder op grond van deze artikelen de vergunning had moeten weigeren.
10. Gelet op het vorengaande is niet gebleken dat sprake was van weigeringsgronden zoals vermeld in artikel 27 van de DHW. Verweerder heeft de vergunning daarom niet kunnen weigeren. Indien in de toekomst sprake zou zijn van een incident of indien alcoholhoudende drank wordt geschonken tijdens jeugdactiviteiten, kunnen eisers een handhavingsverzoek bij verweerder indienen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.