Op 7 januari 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er volgens hen nog steeds een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] aanwezig was. De moeder van [voornaam van minderjarige] was bijgestaan door haar advocaat, mr. R.M. Maliepaard, en de kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) onvoldoende hebben onderbouwd dat er sprake is van een zwaarwegend belang voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening en werkt actief mee aan de ondersteuning die zij ontvangt van [naam hulpverleningsorganisatie]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er nog wel sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige], een gedwongen kader niet langer noodzakelijk is. De Raad en de GI hebben niet aangetoond welke hulpverlening noodzakelijk is die door de moeder niet of onvoldoende wordt geaccepteerd.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 januari 2019.