ECLI:NL:RBMNE:2019:202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
C/16/467658 / JE RK 18-1885
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de bescherming van de ontwikkeling

Op 7 januari 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er volgens hen nog steeds een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] aanwezig was. De moeder van [voornaam van minderjarige] was bijgestaan door haar advocaat, mr. R.M. Maliepaard, en de kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) onvoldoende hebben onderbouwd dat er sprake is van een zwaarwegend belang voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening en werkt actief mee aan de ondersteuning die zij ontvangt van [naam hulpverleningsorganisatie]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er nog wel sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige], een gedwongen kader niet langer noodzakelijk is. De Raad en de GI hebben niet aangetoond welke hulpverlening noodzakelijk is die door de moeder niet of onvoldoende wordt geaccepteerd.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 januari 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/467658 / JE RK 18-1885
datum uitspraak: 7 januari 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden Nederland, locatie […], hierna te noemen de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats] .
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een geheim adres,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 september 2018, ingekomen bij de griffie op 26 september 2018;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 8 oktober 2018;
- de brief met bijlagen van de Raad van 14 december 2018.
Op 7 januari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.M. Maliepaard,
- de heer [A] , namens de Raad,
- mevrouw [B] , namens de GI.
- mevrouw [C] namens [naam hulpverleningsorganisatie] (informant).
Verder was ter zitting aanwezig de heer B. Badouri als tolk.
Kennelijk op verzoek van de Raad heeft het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de politie (verder: LECEGG) een 1e rapportage rechtstreeks aan de kinderrechter toegezonden. De Raad merkt in de brief van 14 december 2018 op dat de Raad het van belang acht dat de kinderrechter kennis neemt van het volledige rapport om te voorkomen dat de kinderrechter interpretaties krijgt van anderen binnen de politie of van de Raad zelf. Ter zitting is gebleken dat noch de Raad, noch een van de andere partijen de volledige rapportage kent. De conclusies van het LECEGG en de onderbouwing daarvan zijn wel per e-mail naar de Raad verzonden en opgenomen in de brief van de Raad van 14 december 2018.
Uitgangspunt is dat de kinderrechter alleen stukken bij de beoordeling mag betrekken waar alle partijen over beschikken (artt. 19 en 811 Rv). Een uitzondering is mogelijk in het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of ter voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden (artt. 811, lid 2, Rv). Alhoewel dit niet expliciet in artikel 811 is genoemd, zal een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen enerzijds het belang dat de kinderrechter kennis neemt van de stukken en anderzijds de door het tweede lid van artikel 811 beschermde belangen. De Raad heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een zwaarwegend belang dat de kinderrechter kennis neemt van de rapportage van het LECEGG. De conclusies van het LECEGG en de onderbouwing daarvan zijn immers wel gedeeld met de Raad en opgenomen in de brief van de Raad van 14 december 2018. Deze zijn dus bij alle partijen bekend en alle partijen kunnen zich in die conclusies vinden. Gelet daarop is het voor de beoordeling in deze zaak niet nodig dat de kinderrechter de volledige rapportage daarbij betrekt. De rapportage zal dus buiten beschouwing worden gelaten.
Dit zou anders kunnen zijn als de conclusies wel waren bestreden. Dan zou getoetst moeten worden of de conclusies voldoende worden gedragen door de inhoud van de rapportage. De kinderrechter heeft ook overigens geen aanleiding gezien de (geldigheid van) de conclusies verder te toetsen.

De feiten

[voornaam van minderjarige] is erkend door de heer [D] , de juridische vader. Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder en de juridische vader. De juridische vader is niet de biologische vader van [voornaam van minderjarige] en heeft geen rol in het leven van [voornaam van minderjarige] .
[voornaam van minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 8 oktober 2018 is [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 januari 2019 en is de beslissing voor het overige aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad vindt het noodzakelijk dat het aangehouden deel van de ondertoezichtstelling wordt toegewezen omdat de ernstige bedreiging van [voornaam van minderjarige] nog steeds aanwezig is. De moeder is onvoldoende in staat om die bedreiging af te wenden. De moeder is nog te veel afhankelijk van de biologische vader van [voornaam van minderjarige] . Het is niet goed voor [voornaam van minderjarige] dat zij geheim moet houden wie haar vader is. Aan de andere kant kan het juist gevaar opleveren als dit bekend wordt bij de familie van de biologische vader. De moeder is niet zelfstandig in staat om hier goede keuzes in te maken.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat er onvoldoende gronden zijn voor een ondertoezichtstelling. Het is de vraag of er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging; er zijn geen nieuwe incidenten geweest. Daarnaast staat de moeder open voor hulpverlening en werkt ze overal aan mee. Een gedwongen kader is daarom niet nodig. Op papier is nog niet duidelijk wie de vader is van [voornaam van minderjarige] , maar in de praktijk is dit wel bekend. In de toekomst zal dit geregeld worden, maar eerst waren andere zaken belangrijk, zoals een woning, werk en voorschool voor [voornaam van minderjarige] . [voornaam van minderjarige] weet wie haar vader is en de moeder wil meewerken om omgang tussen [voornaam van minderjarige] en de vader mogelijk te maken. De moeder is blij met de ondersteuning van [naam hulpverleningsorganisatie] en benut die zoveel mogelijk. Daar is geen ondertoezichtstelling voor nodig. Uit de brief van de Raad blijkt dat ook de gedragswetenschapper van Samen Veilig vindt dat er geen ontwikkelingsbedreiging is die een gedwongen kader rechtvaardigt en dat de GI niet bij machte is de eercultuur binnen de familie van de biologische vader met een ondertoezichtstelling te veranderen. Het aangehouden deel van het verzoek moet dan ook worden afgewezen.
De GI is met de Raad van mening dat er nog het nodige moet gebeuren en vraagt zich af of de moeder voldoende is opgewassen tegen de biologische vader van [voornaam van minderjarige] . Dit kan in de toekomst spanningen en onveiligheid opleveren. De rol van de vader moet duidelijk worden en de moeder moet sterker worden in het voeren van de regie over haar leven.
Mevrouw [C] heeft ter zitting verklaard dat zij goed met de moeder samenwerkt om haar vaardig en zelfstandig te maken. De moeder moet nog veel leren en dit zal tijd kosten, maar ze zet zich goed in en werkt overal aan mee. Binnenkort zal ook worden gestart met opvoedondersteuning.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt niet dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Er is nog wel sprake van een bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] , maar een gedwongen kader is niet langer nodig. De Raad en de GI hebben niet onderbouwd welke hulpverlening noodzakelijk wordt geacht die door de moeder niet of niet voldoende wordt geaccepteerd. [naam hulpverleningsorganisatie] ondersteunt de moeder op meerdere gebieden en de moeder accepteert die ondersteuning volledig en profiteert daar van. Weliswaar heeft de moeder nog geen stappen gezet in het scheppen van duidelijkheid over de afstamming van [voornaam van minderjarige] , maar ook de Raad en de GI erkennen dat op dit moment niet duidelijk is wat het meest in het belang van [voornaam van minderjarige] is. Ook op dit punt wordt de moeder ondersteund door [naam hulpverleningsorganisatie] .
De kinderrechter zal derhalve het verzoek van de Raad afwijzen.
De kinderrechter gaat er daarbij van uit dat [naam hulpverleningsorganisatie] de GI zal consulteren op het moment dat de door hen geboden ondersteuning onvoldoende blijkt of door de moeder niet langer wordt geaccepteerd.

De beslissing

De kinderrechter:
- wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2019 door mr. I.L. Rijnbout, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R. van Eckeveld als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 januari 2019