ECLI:NL:RBMNE:2019:2083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
16/652563-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid en handel in cocaïne en heroïne door verdachte in Amersfoort

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, alsook van drugshandel gedurende een periode van ruim drie maanden. De verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd in PI Nieuwegein, werd beschuldigd van het bezit van 31,94 gram cocaïne en 3,77 gram heroïne op 8 juli 2018 in Amersfoort. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en forensische rapporten, en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de aanklacht wegens gebrek aan bewijs voor de periode van 16 januari 2018 tot 1 april 2018, maar achtte de feiten voor de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018 bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 7 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die als first-offender werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van harddrugs en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652563-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd in PI Nieuwegein –HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 oktober 2018 en 10 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
omstreeks 8 juli 2018 te Amersfoort 31,94 gram cocaïne en 3,77 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
in de periode van 16 januari 2018 tot en met 8 juli 2018 te Amersfoort opzettelijk in cocaïne en heroïne heeft gehandeld, dan wel een hoeveelheid aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en het NFI rapport. Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de getuigenverklaringen, die bij de politie zijn afgelegd en bij de rechter-commissaris zijn bevestigd, alsmede op de historische gegevens vanaf 16 januari 2018 van de mobiele telefoon van verdachte. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte gedurende de volledige onder 2 ten laste gelegde periode heeft gehandeld in cocaïne en heroïne, gelet op de diverse getuigenverklaringen en historische gegevens in onderlinge samenhang beschouwd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Verdachte heeft dit feit bekend. Het onder 2 ten laste gelegde feit kan bewezen worden, met dien verstande dat verdachte zich niet vanaf 16 januari 2018, maar pas vanaf april 2018 met de handel in cocaïne en heroïne heeft beziggehouden. Dit volgt ook uit de verklaringen van diverse getuigen/ afnemers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte zich in de periode van 16 januari 2018 tot 1 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel van het aanwezig hebben daarvan. De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan bewijs vrijspreken van het ten laste gelegde feit 2 voor de periode van 16 januari 2018 tot 1 april 2018.
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2, voor de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018, ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 7 juli 2018 rond 23:20 uur reden verbalisanten op de Walikerstraat te Amersfoort. [2]
Verbalisanten hebben bij de parkeergarage op de Walikerstraat verdachte aangesproken en bij hem een plastic zak uit zijn onderbroek gepakt met veel bolletjes met vermoedelijk verdovende middelen. [3] Nadat verdachte door verbalisanten was overgebracht naar het bureau van de politie te Amersfoort hebben verbalisanten het voertuig doorzocht. Uiteindelijk hebben zij onder meer de volgende goederen in beslag genomen:
-124 bolletjes “wit”, vermoedelijk cocaïne;
-13 heroïne;
-1 zakje cocaïne;
-1 wikkel cocaïne (…) [4]
Uit onderzoek is gebleken dat de aangeboden partij verdovende middelen bestond uit
-SIN: AALU3532NL: netto hoeveelheid: 0,42 gram; 3 bruine bollen.
-SIN: AALU3528NL; netto hoeveelheid: 31,94 gram; wit poeder.
-SIN: AALJ4736NL; netto hoeveelheid: 3,35 gram; bruin poeder. [5]
Deze monsters zijn aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut. De resultaten en conclusie van het NFI zijn dat het monster:
- met kenmerk AALU3532NL heroïne bevat;
- met kenmerk AALU3528NL cocaïne bevat;
- met kenmerk AAL14736NL heroïne bevat. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2019 bekend dat de drugs, zoals ten laste gelegd onder feit 1, bij hem is aangetroffen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij van verdachte drugs heeft gekocht. De afgelopen drie maanden heeft hij iets van € 1.000,00 aan “heertje” betaald. Ongeveer een tientje per dag. Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat de persoon op de foto, die door verbalisant is getoond (
betreft een foto van verdachte) , “heertje” is, bij wie hij altijd zijn drugs haalt. [7]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij ongeveer 3 à 4 maanden geleden voor het eerst drugs van verdachte heeft gekocht. De verbalisant heeft ook deze getuige een foto van de verdachte laten zien. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat deze persoon de dealer is die bij hem langs kwam. [8]
Aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte omstreeks 8 juli 2018 ongeveer 31,94 gram cocaïne en ongeveer 3,77 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat verdachte in ieder geval op tijdstippen in de periode vanaf 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018 in cocaïne en heroïne heeft gehandeld
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn elk slechts gebruikt voor het bewijs van het tenlastegelegde feit waarop zij blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
omstreeks 08 juli 2018 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 31,94 gram (126 eenheden) cocaïne, en ongeveer 3,77 gram (16 eenheden) heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
meermalen, in de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018 te Amersfoort, opzettelijk (telkens) heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een opleiding.
De officier van justitie acht het volwassenenstrafrecht van toepassing, zoals geadviseerd is
door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de LOVS-richtlijnen een maximale gevangenisstraf aangeven voor de duur van 6 maanden, indien sprake is van een dealperiode tussen de 1 en 3 maanden. Verdachte is first-offender, woont thuis in een stabiel gezin, studeert op HBO-niveau en voetbalt semiprofessioneel. Gelet hierop heeft de verdediging de rechtbank verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en heroïne en aan drugshandel gedurende ruim drie maanden. Cocaïne en heroïne zijn harddrugs die schadelijk zijn voor de gezondheid en die bovendien sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het verdachte betreffende reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 8 oktober 2018, opgemaakt door H. Luites. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting (LOVS). Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor het overtreden van de Opiumwet is veroordeeld. Uitgangspunt volgens de LOVS voor het dealen van drugs gedurende een periode tussen de 3 en 6 maanden is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
Gelet op het feit dat verdachte iets langer dan 3 maanden heeft gedeald, acht de rechtbank in de situatie van verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzonder voorwaarden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 juli 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 31,94 gram (126 bolletjes/eenheden)
cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of ongeveer 3,77 gram (16 bolletjes/eenheden) heroine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 16 januari 2018
tot en met 8 juli 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, opzettelijk
(telkens) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. PL00900-2018195564, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina’s 1 tot en met 115). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2018, pagina 5.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2018, pagina 6, laatste alinea.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2018, pagina 7.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 8 juli 2018, pagina 19.
6.Een geschift, zijnde een rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 juli 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 juli 2018, pagina 24.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 juli 2018, pagina’s 28 en 29.