4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte zich in de periode van 16 januari 2018 tot 1 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel van het aanwezig hebben daarvan. De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan bewijs vrijspreken van het ten laste gelegde feit 2 voor de periode van 16 januari 2018 tot 1 april 2018.
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2, voor de periode van 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018, ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 7 juli 2018 rond 23:20 uur reden verbalisanten op de Walikerstraat te Amersfoort.
Verbalisanten hebben bij de parkeergarage op de Walikerstraat verdachte aangesproken en bij hem een plastic zak uit zijn onderbroek gepakt met veel bolletjes met vermoedelijk verdovende middelen.Nadat verdachte door verbalisanten was overgebracht naar het bureau van de politie te Amersfoort hebben verbalisanten het voertuig doorzocht. Uiteindelijk hebben zij onder meer de volgende goederen in beslag genomen:
-124 bolletjes “wit”, vermoedelijk cocaïne;
-13 heroïne;
-1 zakje cocaïne;
-1 wikkel cocaïne (…)
Uit onderzoek is gebleken dat de aangeboden partij verdovende middelen bestond uit
-SIN: AALU3532NL: netto hoeveelheid: 0,42 gram; 3 bruine bollen.
-SIN: AALU3528NL; netto hoeveelheid: 31,94 gram; wit poeder.
-SIN: AALJ4736NL; netto hoeveelheid: 3,35 gram; bruin poeder.
Deze monsters zijn aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut. De resultaten en conclusie van het NFI zijn dat het monster:
- met kenmerk AALU3532NL heroïne bevat;
- met kenmerk AALU3528NL cocaïne bevat;
- met kenmerk AAL14736NL heroïne bevat.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2019 bekend dat de drugs, zoals ten laste gelegd onder feit 1, bij hem is aangetroffen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij van verdachte drugs heeft gekocht. De afgelopen drie maanden heeft hij iets van € 1.000,00 aan “heertje” betaald. Ongeveer een tientje per dag. Getuige [getuige 1] heeft bevestigd dat de persoon op de foto, die door verbalisant is getoond (
betreft een foto van verdachte) , “heertje” is, bij wie hij altijd zijn drugs haalt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij ongeveer 3 à 4 maanden geleden voor het eerst drugs van verdachte heeft gekocht. De verbalisant heeft ook deze getuige een foto van de verdachte laten zien. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat deze persoon de dealer is die bij hem langs kwam.
Aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte omstreeks 8 juli 2018 ongeveer 31,94 gram cocaïne en ongeveer 3,77 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat verdachte in ieder geval op tijdstippen in de periode vanaf 1 april 2018 tot en met 7 juli 2018 in cocaïne en heroïne heeft gehandeld
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn elk slechts gebruikt voor het bewijs van het tenlastegelegde feit waarop zij blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.