ECLI:NL:RBMNE:2019:2193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
BM 15081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van een bewindvoerder in een civiele procedure met betrekking tot geestelijke toestand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder. De verzoekster, geboren in 1959, is niet tevreden over de huidige bewindvoerder, [A], vennoot van [naam vennootschap onder firma]. De verzoekster stelt dat de bewindvoerder regelmatig geen gehoor geeft aan haar financiële wensen, ondanks dat haar financiën tijdens het bewind zijn gestabiliseerd en alle schulden zijn afgelost. Ze heeft geen inzicht in de rekening en verantwoording en ervaart een gebrek aan communicatie met de bewindvoerder.

De bewindvoerder heeft verklaard dat hij de rekening en verantwoording niet met de verzoekster kan bespreken, omdat het bewind is ingesteld vanwege haar geestelijke toestand. Hij vindt het noodzakelijk dat een deel van de bijstandsuitkering als buffer wordt aangewend voor toekomstige uitgaven. De kantonrechter heeft ter zitting vastgesteld dat het belangrijkste bezwaar van de verzoekster ligt in het gebrek aan inzicht in haar financiën en de beperkte bestedingsruimte die de bewindvoerder haar biedt.

De kantonrechter oordeelt dat de bewindvoerder ten minste eenmaal per jaar met de verzoekster moet overleggen over haar financiële situatie. De kantonrechter draagt de bewindvoerder op om binnen zes weken een nieuw budgetplan ter informatie aan de kantonrechter voor te leggen. De beslissing van de kantonrechter is om het verzoek af te wijzen, waarbij hij benadrukt dat de bewindvoerder de wensen van de verzoekster met betrekking tot de besteding van haar geld moet respecteren, mits er geen onverantwoorde uitgaven worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 7469633 UT VERZ 19-930 jdb
BM nummer : BM 15081
Beschikking op een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder d.d. 10 mei 2019
Op verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna te noemen: verzoekster.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 26 september 2018;
  • de bereidverklaring van de voorgestelde bewindvoerder om tot opvolgende bewindvoerder te worden benoemd.
  • De reactie van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 5 maart 2019.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 april 2019. Ter zitting zijn verschenen:
- [verzoekster] ; verzoekster/rechthebbende;
- [A] , vennoot van [naam vennootschap onder firma] ; bewindvoerder;
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

De beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht d.d. 15 juni 2006 is het vermogen van verzoekster onder bewind gesteld. Nu is
[A] , vennoot van [naam vennootschap onder firma], correspondentieadres: postbus [postbusnummer] , [postcode] [vestigingsplaats] , bewindvoerder. Het verzoek strekt tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van
[naam stichting], correspondentieadres: postbus [postbusnummer] , [postcode] [vestigingsplaats] tot opvolgend bewindvoerder.
Verzoekster stelt dat zij niet tevreden is over de dienstverlening van de bewindvoerder. Verzoekster voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat de bewindvoerder regelmatig geen gehoor geeft aan haar financiële wensen ondanks het feit dat de financiën van verzoekster tijdens het bewind zijn gestabiliseerd, alle schulden zijn afgelost en haar financiële wensen haar draagkracht niet overstijgen. Ook krijgt zij geen inzicht in de rekening en verantwoording. Daarnaast stelt verzoekster dat er geen communicatie met de bewindvoerder mogelijk is.
De bewindvoerder heeft verklaard de rekening en verantwoording niet met rechthebbende te bespreken omdat het bewind is ingesteld vanwege de geestelijke toestand van rechthebbende en deze daarom niet in staat is de rekening en verantwoording zelf te beoordelen. Verder voert de bewindvoerder ter zitting aan dat hij, ondanks het feit dat de schulden zijn afgelost, het noodzakelijk vindt dat een deel van de bijstandsuitkering wordt aangewend om als buffer te dienen voor het geval dat er in de toekomst meer uitgaven zouden zijn dan inkomsten. Het is volgens hem correct dat de vermogensgrens om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering overschreden wordt door dit spaargedrag, maar rechthebbende zou hierdoor niet gekort kunnen worden op haar bijstandsuitkering omdat gemeente [naam gemeente] het bedrag dat gespaard wordt van de bijstandsuitkering niet mee zou rekenen bij het vaststellen van het vermogen van rechthebbende.
Ter zitting is gebleken dat het meest zwaarwegende bezwaar van rechthebbende is gelegen in het gebrek aan inzicht in haar financiën en de geringe bestedingsruimte die de bewindvoerder haar geeft. De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder tenminste eenmaal per jaar met rechthebbende aan tafel moet gaan zitten om haar financiële situatie met haar te bespreken. In beginsel is het bespreken van de jaarlijkse rekening en verantwoording daarvoor een goed moment. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat rechthebbende niet een groter spaarbedrag hoeft te hebben dan het door Nibud geadviseerde bedrag, tenzij rechthebbende zelf een groter spaarbedrag wenst. De bewindvoerder heeft de afgelopen jaren aanzienlijk meer dan dit bedrag voor rechthebbende gespaard. Er is zelfs voldoende spaargeld om incidentele grotere uitgaven te doen. De kantonrechter draagt de bewindvoerder op om binnen 6 weken na heden in overleg met rechthebbende een nieuw budgetplan ter informatie aan de kantonrechter voor te leggen. De kantonrechter wijst erop dat de bewindvoerder beschikt over het geld van rechthebbende. Dit betekent dat hij de wensen van rechthebbende met betrekking tot de besteding van dit geld dient te eerbiedigen. Hij moet er slechts voor zorgen dat gelet op de financiële situatie van rechthebbende geen onverantwoorde uitgaven worden gedaan.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.