In deze zaak vorderde ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. betaling van medische kosten van [gedaagde], die een ziektekostenverzekering bij ONVZ had afgesloten. ONVZ had in 2016 kosten vergoed aan zorgverleners voor [gedaagde], maar eiste later betaling van een openstaand saldo van € 522,10. Na een aanmaning door Flanderijn & Van Eck, de gemachtigde van ONVZ, vorderde ONVZ in totaal € 573,60 aan medische kosten, € 104,11 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. [gedaagde] erkende de medische kosten, maar voerde verweer tegen de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, omdat zij geen specificatie van de kosten had ontvangen.
Tijdens de comparitie van partijen op 15 april 2019 erkende [gedaagde] de vordering tot betaling van de medische kosten, maar stelde dat de buitengerechtelijke incassokosten nodeloos waren gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat ONVZ onvoldoende had gedaan om betaling buiten rechte te verkrijgen, omdat [gedaagde] herhaaldelijk om een specificatie had gevraagd, die pas vlak voor de comparitie werd verstrekt. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente af, maar kende de wettelijke rente toe vanaf de vijftiende dag na het vonnis. Ook werd ONVZ veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot, omdat [gedaagde] in persoon procedeerde.
Het vonnis werd uitgesproken op 22 mei 2019 door kantonrechter mr. H.B.W. Beekman, die de vordering tot betaling van de medische kosten toewijsde en het meer of anders gevorderde afwees.