ECLI:NL:RBMNE:2019:2253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
7414274 UC EXPL 18-14153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en betaling van kosten voor echo van hond door Universiteit Utrecht

In deze zaak vordert de Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde, betaling van een factuur van € 162,12 voor een echo van de hond van gedaagde, die niet is betaald. De gedaagde, die in persoon procedeert, betwist de vordering en stelt dat zij de factuur niet hoeft te betalen omdat zij onder druk de Behandelovereenkomst heeft getekend en dat haar hond mishandeld is tijdens het onderzoek. De procedure begon met een dagvaarding op 19 december 2018, gevolgd door verschillende correspondenties en een comparitie van partijen op 15 april 2019. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de factuur moet betalen, omdat zij de overeenkomst heeft getekend en geen bewijs heeft geleverd van de gestelde mishandeling van haar hond. De vordering tot betaling van de factuur wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-. De kantonrechter wijst de gevorderde contractuele rente af, maar kent wettelijke rente toe vanaf de dag van de dagvaarding. De gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de Faculteit, die in totaal € 275,21 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 22 mei 2019 door kantonrechter H.B.W. Beekman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7414274 UC EXPL 18-14153 BB/40236
Vonnis van 22 mei 2019
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Universiteit Utrecht, Faculteit [.],
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen de Faculteit,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van de Faculteit van 19 december 2018;
  • de brief met antwoord en producties van [gedaagde] van 6 februari 2019;
  • de brief met aanvulling op het antwoord van [gedaagde] van 7 februari 2019;
  • de brief met aanvulling op het antwoord van [gedaagde] van 11 februari 2019;
  • het tussenvonnis van 27 februari 2019; en
  • de brief met producties van de Faculteit van 4 april 2019.
1.2.
Op 15 april 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van haar hond […] .
2.2.
De hond kampte met darmklachten. Omdat de eigen dierenarts van [gedaagde] niets kon vinden, is zij voor een
second opinionnaar Dierenkliniek [naam dierenkliniek] gegaan. In overleg met Dierenkliniek [naam dierenkliniek] is afgesproken dat bij de Faculteit een echo van de buik van de hond zou worden gemaakt. Door middel van het Aanvraagformulier Diagnostische Beeldvorming van 16 april 2018 heeft Dierenkliniek [naam dierenkliniek] namens [gedaagde] de echo aangevraagd.
2.3.
Op 18 april 2018 heeft [gedaagde] met haar hond de Faculteit bezocht voor de echo. Voorafgaand aan de echo heeft [gedaagde] een Overeenkomst voor Diergeneeskundige Behandeling (hierna: Behandelovereenkomst) ondertekend. In de Behandelovereenkomst is onder meer opgenomen:
“ARTIKEL 4: BETALING
1.
De overeenkomst verplicht de Cliënt tot betaling volgens de tarieven van de Faculteit.
(…)
4.
De betaling is verschuldigd:
a.
direct na het beëindigen van de Behandeling dan wel bij het afhalen van de Patiënt of
b.
indien de Faculteit besluit tot betaling per factuur, binnen 30 dagen na de factuurdatum. Betaling dient in dit geval plaats te vinden door bijschrijving op een op de factuur vermelde of afzonderlijk door de UU opgegeven bank- of girorekening ten name van UU onder vermelding van het factuurnummer.
(…)
8.
Indien de Cliënt de verschuldigde bedragen niet binnen 30 dagen na factuurdatum betaalt, zal Cliënt zonder dat een ingebrekestelling nodig is, over het openstaande bedrag de wettelijke rente verschuldigd zijn. Indien de Cliënt na ingebrekestelling nalatig blijft de vordering te voldoen, kan de vordering uit handen worden gegeven, in welk geval Cliënt naast het verschuldigde bedrag (incl. wettelijke rente) tevens gehouden zal zijn tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en eventueel gerechtelijke kosten in verband met de inning van het bedrag.”
2.4.
Na het tekenen van de Behandelovereenkomst is de hond van [gedaagde] meegenomen naar de onderzoeksruimte voor het maken van de echo. [gedaagde] mocht hierbij niet aanwezig zijn.
2.5.
Op 2 mei 2018 heeft de Faculteit een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor de echo voor een bedrag van € 162,12. In de factuur is een betalingstermijn opgenomen van 30 dagen.
2.6.
Bij brief van 2 augustus 2018 heeft de Faculteit [gedaagde] aangemaand om de factuur te betalen. Hierbij is aangegeven dat als [gedaagde] het factuurbedrag niet binnen vijftien dagen zou voldoen, aanspraak wordt gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,-.

3.Het geschil

3.1.
De Faculteit vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
  • € 162,12 aan kosten voor de echo;
  • € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten; en
  • € 1,43 aan contractuele rente van 1 juni 2018 tot de dag van de dagvaarding.
De Faculteit vordert vermeerdering van deze bedragen met rente vanaf de dag van de dagvaarding (19 december 2018), en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen, met als conclusie dat de kantonrechter de vorderingen zal afwijzen.

4.De beoordelingFactuur echo4.1. De Faculteit stelt dat zij in opdracht van [gedaagde] een echo van de buik van haar hond heeft gemaakt, waar [gedaagde] de rekening voor moet betalen. Op 2 mei 2018 is daarvoor een factuur gestuurd, die [gedaagde] binnen 30 dagen moest voldoen. Omdat [gedaagde] na het versturen van de aanmaningsbrief van 2 augustus 2018 (zie 2.6.) de factuur niet heeft betaald, is [gedaagde] volgens de Faculteit ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.2.
[gedaagde] stelt dat zij de factuur van de Faculteit niet hoeft te betalen. Zij voert hierbij aan dat zij bij het tekenen van de Behandelovereenkomst te zenuwachtig was om de tekst goed door te kunnen nemen. Zij werd overvallen door de Behandelovereenkomst en heeft deze in paniek getekend. Verder stelt [gedaagde] dat zij bij het maken van de echo aanwezig had willen zijn, maar dat zij onterecht niet mee mocht naar de onderzoeksruimte. Haar hond heeft namelijk in het verleden zijn rug gebroken en had verder last artrose, zodat zij graag aanwezig wilde zijn bij het onderzoek om hem te kunnen begeleiden. Tijdens het maken van de echo is haar hond mishandeld. De mishandeling maakt [gedaagde] op uit haar constatering dat haar hond aan het hijgen was toen hij terugkwam van de echo, en daarbij panisch gedrag vertoonde. Na anderhalf uur was haar hond nog steeds niet bijgekomen van de gebeurtenissen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] en de Faculteit hebben een overeenkomst gesloten waarbij de Faculteit zich heeft verplicht tot het maken van een echo van de buik van de hond […] , en [gedaagde] op haar beurt daarvoor de rekening moet betalen. Dat [gedaagde] tijdens het tekenen van de Behandelovereenkomst zenuwachtig was, en haar handtekening in paniek zou hebben gezet, maakt dat niet anders. [gedaagde] had extra tijd kunnen vragen om de tekst van de Behandelovereenkomst te lezen, of ervoor kunnen kiezen om de Behandelovereenkomst niet te tekenen en op een andere datum terug te komen voor de echo. Overigens heeft [gedaagde] niet aangegeven dat in de Behandelovereenkomst bepalingen zijn opgenomen waarmee zij het niet eens was. Dit maakt dat beide partijen in beginsel hun verplichtingen moeten nakomen, en [gedaagde] dus de factuur moet betalen.
4.4.
Dat kan wel anders zijn als de Faculteit haar verplichtingen niet goed is nagekomen. Juridisch heet dat: wanprestatie. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] stelt dat de Faculteit wanprestatie heeft geleverd, doordat zij niet met haar hond mee mocht naar de onderzoeksruimte, en haar hond tijdens het maken van de echo is mishandeld. De Faculteit betwist dat de hond is mishandeld.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de medewerker van de Faculteit die de hond van [gedaagde] kwam ophalen, niet goed met haar heeft gecommuniceerd over de vraag waarom [gedaagde] niet bij de echo aanwezig mocht zijn, en wat er verder zou gaan gebeuren. Hierdoor is [gedaagde] duidelijk van slag geraakt. Dit had door goede communicatie voorkomen moeten worden. Maar dat is niet genoeg om te concluderen dat de Faculteit wanprestatie heeft geleverd.
4.6.
Dat zou anders zijn als de hond bij de echo zou zijn mishandeld, maar dat is niet vast komen te staan. [gedaagde] draagt de bewijslast van de gestelde mishandeling, maar heeft geen bewijzen overgelegd. Zij baseert haar stelling alleen op het gevoel dat zij had bij de terugkeer van haar hond uit de onderzoeksruimte, en de manier waarop hij zich toen gedroeg. Dat is onvoldoende om een mishandeling vast te stellen. Hierdoor is ook niet vast komen te staan dat de Faculteit wanprestatie heeft geleverd, zodat [gedaagde] de factuur voor de echo moet betalen.
4.7.
De vordering tot betaling van € 162,12 zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten4.8. De Faculteit maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De Faculteit heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (zie 2.6.).
4.9.
Het gevorderde bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het genoemde Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Rente4.10. De Faculteit vordert € 1,43 aan contractuele rente (van 2%) vanaf 1 juni 2018 tot de dag van de dagvaarding. De Faculteit vordert verder dat haar vordering van € 162,12 + € 40,- + € 1,43 wordt vermeerderd met rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan het moment dat [gedaagde] heeft betaald. De rente die de Faculteit vordert is:
  • (primair) contractueel overeengekomen rente van 2%,
  • (subsidiair) wettelijke handelsrente (op grond van artikel 6:119a BW)
  • (meer subsidiair) ‘gewone’ wettelijke rente (op grond van artikel 6:119 BW).
4.11.
In artikel 4 lid 8 van de Behandelovereenkomst die de Faculteit en [gedaagde] hebben gesloten, is opgenomen dat wanneer de factuur te laat wordt betaald, hierover wettelijke rente moet worden betaald (zie 2.3.).
4.12.
De gevorderde contractuele rente van € 1,43 wordt daarom afgewezen. Het is hierdoor niet vast komen te staan dat een contractuele rente van 2% is overeengekomen. Zoals uit het voorgaande blijkt, is juist wettelijke rente overeengekomen.
4.13.
De vordering van de Faculteit wordt om dezelfde reden vermeerderd met de wettelijke rente (en niet met contractuele rente of wettelijke handelsrente). De toegewezen wettelijke rente wordt berekend vanaf de dag van de dagvaarding (19 december 2018) tot aan het moment dat [gedaagde] heeft betaald.
Proceskosten4.14. [gedaagde] wordt in het ongelijk is gesteld. Zij moet daarom ook de proceskosten van de Faculteit betalen. De proceskosten van de Faculteit worden begroot op:
- dagvaarding € 84,21
- griffierecht 119,00
- salaris gemachtigde
72,00(2,0 punt × tarief € 36,-)
Totaal € 275,21

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Faculteit tegen bewijs van kwijting te betalen € 202,12, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 19 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Faculteit, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 275,21;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.