ECLI:NL:RBMNE:2019:2449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
C/16/477500 / FO RK 19-377
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.W.G. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van meerderjarige door stiefmoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, [voornaam van verzoekster 1], door haar stiefmoeder. Verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben aangevoerd dat zij zich al als moeder en dochter beschouwen en dat de adoptie formeel vastgelegd moet worden. De vader en de moeder van [voornaam van verzoekster 1] hebben schriftelijk ingestemd met het verzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot adoptie niet kan worden toegewezen, omdat [voornaam van verzoekster 1] op de dag van indiening van het verzoek 31 jaar oud was, en daarmee niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor adoptie van een minderjarige. Daarnaast was het leeftijdsverschil tussen [voornaam van verzoekster 1] en de stiefmoeder slechts 11 jaar, terwijl de wet een minimum leeftijdsverschil van 18 jaar vereist. De rechtbank heeft ook overwogen dat het recht op family life, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet inhoudt dat er recht op adoptie bestaat zonder dat aan de nationale voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie af, met de overweging dat de emotionele impact van de afwijzing op verzoeksters wordt erkend, maar niet voldoende is om de wettelijke vereisten te omzeilen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/477500 / FO RK 19-377
adoptie
Beschikking van 6 juni 2019
in de zaak van
[verzoekster 1],
wonende te [woonplaats] , gemeente Vijfheerenlanden,
hierna te noemen: [voornaam van verzoekster 1] ,
- en -
[verzoekster 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
hierna gezamenlijk te noemen: verzoeksters,
advocaat: mr. K.L.M. Kremer,
met als belanghebbenden
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente Borsele,
hierna te noemen: de moeder.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ingediend op 19 maart 2019;
  • het F-formulier van 11 april 2019 van verzoeksters, met producties;
  • het F-formulier van 25 april 2019 van verzoeksters, met productie.
1.2.
Het verzoekschrift is besproken tijdens de zitting van 9 mei 2019.
Bij de zitting waren aanwezig:
  • verzoeksters met hun advocaat,
  • de vader,
  • de vriend van [voornaam van verzoekster 1] .
De moeder was ook uitgenodigd, maar zij was niet aanwezig bij de zitting.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op [geboortedatum] 1987 is te [geboorteplaats] geboren:
[verzoekster 1], als dochter van de vader en de moeder.
2.2.
De vader en de moeder zijn op [echtscheidingsdatum] 2001 van elkaar gescheiden.
2.3.
De vader is op [trouwdatum] 2008 getrouwd met de stiefmoeder.
2.4.
Verzoeksters en de belanghebbenden hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Beoordeling van het verzoek

3.1.
Verzoeksters hebben de (stiefouder)adoptie verzocht van de meerderjarige [voornaam van verzoekster 1] door de stiefmoeder. Gevoelsmatig zijn verzoeksters al moeder en dochter van elkaar, maar zij willen dat dit ook formeel wordt vastgelegd. Zij hebben aangevoerd dat de moeder een negatieve invloed heeft gehad op de ontwikkeling van [voornaam van verzoekster 1] , waarvoor [voornaam van verzoekster 1] nu in therapie is. [voornaam van verzoekster 1] en de moeder hebben inmiddels ruim vier jaar geen contact meer met elkaar.
3.2.
De vader en de moeder hebben (schriftelijk) ingestemd met het verzoek.
3.3.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is.
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
[voornaam van verzoekster 1] was op de dag van de indiening van het verzoekschrift 31 jaar oud. Dit betekent dat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is.
Daarnaast is het leeftijdsverschil tussen [voornaam van verzoekster 1] en de stiefmoeder maar 11 jaar, terwijl de wet een leeftijdsverschil van ten minste 18 jaar vereist (artikel 1:228 lid 1 onder c BW).
Adoptie van [voornaam van verzoekster 1] door de stiefmoeder is daarom op grond van de nationale wetgeving niet mogelijk.
3.5.
Door verzoeksters is gesteld dat het feit dat [voornaam van verzoekster 1] meerderjarig is niet in de weg staat aan de adoptie. Zij verwijzen in dit kader naar het recht op family life, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3.6.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet (Hoge Raad 30 juni 2000, NJ 2001,103. ECLI:NL:2000:AA6339).
3.7.
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen.
De rechtbank vindt dat er in de situatie van verzoeksters geen sprake is van zo’n uitzonderlijke situatie. Zij zal dat hierna uitleggen.
3.8.
De vader en de moeder zijn gescheiden toen [voornaam van verzoekster 1] 12 jaar oud was. Tot die tijd leefden zij in gezinsverband met elkaar. Vervolgens heeft [voornaam van verzoekster 1] van haar 13e tot haar 17e jaar in gezinsverband geleefd met de vader en de stiefmoeder. Door ruzies met achtereenvolgens de vader en de moeder heeft [voornaam van verzoekster 1] rond haar 18e jaar tijdelijk weer bij de moeder gewoond. Daarna hadden [voornaam van verzoekster 1] en de moeder af en toe contact met elkaar, totdat het contact ruim vier jaar geleden werd verbroken. [voornaam van verzoekster 1] heeft moeite met het verwerken van haar verleden met de moeder en zij is hiervoor in therapie. Zij wil de band met de moeder definitief verbreken. Volgens [voornaam van verzoekster 1] vervult de stiefmoeder al 18 jaar voor haar de moederrol.
De rechtbank overweegt dat tijdens de minderjarigheid van [voornaam van verzoekster 1] adoptie niet aan de orde was, aangezien [voornaam van verzoekster 1] nog contact had met de moeder en zij rond haar 18e jaar weer bij de moeder is gaan wonen.
Vaststaat dat er een feitelijk gezinsverband is tussen [voornaam van verzoekster 1] , de vader en de stiefmoeder (en haar kinderen) hoewel [voornaam van verzoekster 1] maar enkele jaren van haar jeugd in gezinsverband heeft geleefd met de stiefmoeder. Het is echter in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische ouder. Volgens de rechtbank is er daarom geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. De rechtbank ziet in de psychische klachten van [voornaam van verzoekster 1] – hoe naar dit ook is voor [voornaam van verzoekster 1] – ook geen reden om anders te oordelen. De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van [voornaam van verzoekster 1] door de stiefmoeder afwijzen.
3.9.
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek tot adoptie wordt afgewezen, aangezien [voornaam van verzoekster 1] meerderjarig is. Gelet hierop zal de rechtbank niet meer inhoudelijk ingaan op het leeftijdsverschil tussen [voornaam van verzoekster 1] en de stiefmoeder dat kleiner is dan de wet vereist.
3.10.
De rechtbank begrijpt dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor verzoeksters – en in het bijzonder voor [voornaam van verzoekster 1] – en dat de afwijzing van het verzoek een teleurstelling zal zijn.

4.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.