In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, [voornaam van verzoekster 1], door haar stiefmoeder. Verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben aangevoerd dat zij zich al als moeder en dochter beschouwen en dat de adoptie formeel vastgelegd moet worden. De vader en de moeder van [voornaam van verzoekster 1] hebben schriftelijk ingestemd met het verzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot adoptie niet kan worden toegewezen, omdat [voornaam van verzoekster 1] op de dag van indiening van het verzoek 31 jaar oud was, en daarmee niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor adoptie van een minderjarige. Daarnaast was het leeftijdsverschil tussen [voornaam van verzoekster 1] en de stiefmoeder slechts 11 jaar, terwijl de wet een minimum leeftijdsverschil van 18 jaar vereist. De rechtbank heeft ook overwogen dat het recht op family life, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet inhoudt dat er recht op adoptie bestaat zonder dat aan de nationale voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie af, met de overweging dat de emotionele impact van de afwijzing op verzoeksters wordt erkend, maar niet voldoende is om de wettelijke vereisten te omzeilen.