ECLI:NL:RBMNE:2019:2861
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van een opleidingsovereenkomst en betalingsverplichting
In deze zaak heeft de besloten vennootschap Schoevers Opleidingen B.V. een vordering ingesteld tegen een studente, hier aangeduid als [gedaagde], die haar lesgeld niet heeft betaald en geen lessen meer volgt. De studente had zich aangemeld voor een opleiding en was overeengekomen om de kosten in termijnen te betalen. Echter, na de start van de opleiding in augustus 2017 is zij in betalingsachterstand geraakt en heeft zij niet gereageerd op de aanmaningen van Schoevers. Op 8 februari 2018 heeft Schoevers haar laten weten dat zij niet meer werd toegelaten tot de opleiding zolang zij in verzuim was met haar betalingsverplichting. Schoevers vordert nu dat de kantonrechter de studente veroordeelt tot betaling van het openstaande bedrag van € 23.651,26, vermeerderd met rente en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de studente feitelijk de opleiding heeft beëindigd, gezien haar betalingsgedrag en het niet bijwonen van lessen. De kantonrechter overweegt dat het ontbreken van een beëindigingsbericht van de studente niet voldoende is om te concluderen dat zij de opleiding nog wil voortzetten. De kantonrechter wijst erop dat in de algemene voorwaarden van Schoevers een regeling is opgenomen voor tussentijdse beëindiging van de overeenkomst, en dat deze van toepassing lijkt op de situatie. De zaak is verwezen naar een rolzitting om Schoevers te verzoeken om verduidelijking over de grondslag van de vordering en de financiële afwikkeling.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 27 maart 2019, waar Schoevers schriftelijk moet reageren op de overwegingen van de kantonrechter. Verdere beslissingen zijn aangehouden.