Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- veroordeling van [verweerster] tot doorbetaling van het overeengekomen loon vanaf 1 maart 2019 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
- veroordeling van [verweerster] om hem bij gebleken arbeidsgeschiktheid in staat te stellen de bedongen arbeid te verrichten, op straffe van een dwangsom;
- te verklaren voor recht dat het door [verweerster] op 30 januari 2019 genomen ontslagbesluit nietig is, dan wel wordt vernietigd;
- te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst na 1 maart 2019 in stand is gebleven;
- [verweerster] te gebieden het ontslag ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom;
- [verweerster] te veroordelen om [verzoeker] in staat te stellen zijn werkzaamheden als bestuurder te hervatten, op straffe van een dwangsom;
- [verweerster] te veroordelen tot doorbetaling van het overeengekomen loon tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon vanaf 1 februari 2019 en het openstaande vakantiegeld;
- [verweerster] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon en de vakantietoeslag vanaf 1 februari 2019 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
- [verweerster] te veroordeling tot betaling van € 6.804 aan vergoeding van loon en emolumenten over de opzegtermijn;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van de eindafrekening ten aanzien van openstaande vakantietoeslag en vakantiedagen;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van € 6.804 aan transitievergoeding;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van € 100.000 aan billijke vergoeding;
- [verweerster] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
Zo ben je dus in staat met standpunten en opdrachten die absurd zijn, een moeizaam traject wat eindelijk enigszins op de rails komt, op de valreep toch te saboteren. (…) Dus: blijf weg van de verkoop binnen [.] , [.] , [.] , [.] , we houden je echt op de hoogte”. [A] schrijft op zijn beurt op 17 september 2018 aan [verzoeker] : “
Er is na meer dan een jaar geen voortgang in de projecten die je toevertrouwd werden. In zo’n situatie is het mijn plicht als CEO om na te gaan wat er misloopt, die vraag werd trouwens expliciet geformuleerd door de raad van bestuur. (…) Het is niet redelijk te blijven roepen dat je alles beter weet en alle andere betrokkenen emotioneel zijn als de resultaten na een jaar vrijheid met volle ondersteuning volledig afwezig blijven.” Het verschil van inzicht tussen [verweerster] en [verzoeker] is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig groot dat het kwalificeert als “andere omstandigheden” als bedoeld in artikel 699 lid 1 en 3 sub h BW. Herplaatsing ligt ook niet in de rede.
mobiele telefoonen
laptopter beschikking zijn gesteld. [verzoeker] heeft aangeven de telefoon en de laptop te willen overnemen. Nu [verweerster] niet met overname van de laptop heeft ingestemd, is de vordering tot afgifte van de laptop toewijsbaar. De hieraan gekoppelde dwangsom is toewijsbaar op de hierna onder de beslissing vermelde wijze. [verweerster] heeft geen bezwaar gemaakt tegen overname van de telefoon, maar vordert hiervoor een vergoeding van € 338,99 netto. Nu [verweerster] de waarde van de (vier jaar oude) telefoon niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank deze bepalen op nihil. De door [verweerster] gevorderde kosten in verband met de telefoon worden dan ook afgewezen.
vakantiedagenwordt het volgende overwogen. [verweerster] heeft gesteld dat [verzoeker] over 2018 recht had op 26 vakantiedagen. Volgens [verweerster] heeft [verzoeker] 36 vakantiedagen opgenomen, als gevolg waarvan hij 10 vakantiedagen ad € 3.218,30 bruto dient terug te betalen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [verweerster] het verlofoverzicht van [verzoeker] over 2018 overgelegd. [verzoeker] heeft niet betwist dat hij de in het overzicht vermelde dagen daadwerkelijk heeft opgenomen, maar hij stelt dat zijn verlof hiervoor toereikend was omdat hij zijn (wettelijke en bovenwettelijke) vakantiedagen over de jaren 2016 en 2017 nog niet had opgemaakt. Tegenover deze stelling heeft [verweerster] slechts aangevoerd dat [verzoeker] zijn verlof over 2016 en 2017 volledig heeft genoten en dat zij [verzoeker] hier ook bij e-mails van 18 september 2018 en 12 oktober 2018 op heeft gewezen. Nu [verweerster] evenwel heeft nagelaten een verlofadministratie over te leggen vanaf (in elk geval) 2016 tot 1 maart 2019, kan niet worden vastgesteld dat [verzoeker] bij het einde van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk een negatief vakantiesaldo had. De vordering van [verweerster] ter zake van teveel opgenomen vakantiedagen wordt dan ook afgewezen.
leaseauto. [verzoeker] heeft de verschuldigdheid van € 2.154,62 netto in verband met bijtelling voor het privégebruik van de auto ter zitting erkend. Die vordering is toewijsbaar. De vorderingen van € 300 netto in verband met schade aan de leaseauto en € 216,72 netto in verband met voortgezet gebruik na 1 maart 2015 zijn niet (gemotiveerd) betwist door [verzoeker] en derhalve eveneens toewijsbaar.
meerkilometers. Vast staat dat de auto door [verzoeker] is geleased op basis van 50.000 kilometer per jaar voor een periode van vier jaar. Per kilometer is een meerprijs van € 0,116 overeengekomen. [verzoeker] heeft met een gemiddeld gebruik van 8.851 kilometers per maand aanzienlijk meer kilometers per jaar gereden dan de overeengekomen 50.000. Door [verzoeker] is niet betwist dat het merendeel van de door hem gereden kilometers privégebruik betrof.