In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat de rechtbank verweerder, [verweerder], zal veroordelen om zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. De koopovereenkomst betreft de verkoop van een woning aan [adres] te [woonplaats], welke op 15 juni 2018 is gesloten voor een bedrag van € 375.000,-. Verweerder, die op dat moment 82 jaar oud was, heeft later een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling, stellende dat hij zich in een geestelijke verwardheid bevond ten tijde van de ondertekening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van dwaling, omdat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat hij bij het sluiten van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken had. De rechtbank overweegt dat de verplichting tot levering van de woning op uiterlijk 31 december 2019 duidelijk was vastgelegd in de overeenkomst. De vordering van eiser tot nakoming van de overeenkomst wordt toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom van € 1.125,- per dag bij gebreke van medewerking aan de levering, tot een maximum van € 37.500,-. Verweerder wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 1.476,91. Het vonnis is uitgesproken op 26 juni 2019.