In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Eymaal, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Cortet, met als doel de opheffing van executoriale beslagen die door gedaagden op een pand zijn gelegd. De procedure vond plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, en de zitting was op 28 juni 2019. De uitspraak volgde op 4 juli 2019.
Eiser is samen met de heer A eigenaar van een pand dat onder beslag ligt. Eiser heeft een geschil met A over de verkoop van dit pand, wat heeft geleid tot een beheerregeling door de kantonrechter. Gedaagden hebben op basis van een notariële akte beslag gelegd op het pand, wat eiser als vexatoir beschouwt. Eiser stelt dat de beslagen onevenredig zwaar zijn en dat hij belang heeft bij de opheffing om de verkoop aan een derde partij, de heer B, te kunnen realiseren.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beslagen onrechtmatig zijn, omdat gedaagden geen rechtens te respecteren belang hebben bij het beslag. De voorzieningenrechter heeft de beslagen opgeheven en gedaagden verboden om opnieuw beslag te leggen op het pand. Tevens zijn gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.376,01. De voorzieningenrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.