Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.D.A. van Velsen, en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, vertegenwoordigd door T. Klinkhamer. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag afvalstoffenheffing van € 325,93 voor het belastingjaar 2017, opgelegd aan eiser als eigenaar van een perceel dat hij verhuurt aan een stichting. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de aanslag, stellende dat hij geen gebruik maakt van het perceel in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Wm). De rechtbank oordeelde dat geen van de situaties zoals omschreven in artikel 15.33 Wm van toepassing is op eiser. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de aanslag in strijd met de wet heeft opgelegd, omdat er geen wettelijke grondslag voor de aanslag aanwezig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en de aanslag afvalstoffenheffing, en veroordeelde de gemeente tot terugbetaling van het betaalde bedrag aan eiser. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532,--.