ECLI:NL:RBMNE:2019:3639

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1640
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van bijstandsrecht wegens inkomsten uit fractie-assistentie en schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de herziening van bijstandsrecht. Eiser, die sinds november 2005 bijstand ontving, had in de periode van maart tot en met juli 2018 als fractie-assistent van een politieke partij deelgenomen aan commissievergaderingen en hiervoor vergoedingen ontvangen. De gemeente De Ronde Venen herzag het recht op bijstand van eiser, omdat hij deze vergoedingen niet had gemeld, wat in strijd was met zijn inlichtingenplicht. Eiser stelde dat de vergoedingen geen inkomsten waren, maar onkostenvergoedingen, en dat hij de informatieplicht niet had geschonden.

De rechtbank oordeelde dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden door de ontvangen vergoedingen niet te melden, en dat deze vergoedingen terecht als inkomsten waren aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de herziening van de bijstand over de maanden waarin eiser vergoedingen had ontvangen terecht was, maar dat de herziening over de maanden waarin hij geen vergoedingen had ontvangen onterecht was. De rechtbank besloot dat eiser geen schade had geleden door deze onterechte herziening, en paste artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht toe, waardoor de rechtbank de herziening nietig verklaarde. Eiser kreeg het betaalde griffierecht vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft de zaak openbaar uitgesproken en de beslissing is gepubliceerd in het kader van een onderzoek van de Universiteit Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1640
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: mr. A.N. Collignon).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers recht op bijstand herzien over de periode van 1 maart 2018 tot 1 augustus 2018 en de teveel betaalde bijstand over die periode tot een bedrag van € 559,37 teruggevorderd.
Bij besluit van 19 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2019. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser ontving, met een korte onderbreking in 2010, vanaf november 2005 tot 8 oktober 2018 bijstand naar de norm van een alleenstaande. Eiser heeft in maart 2018, juni 2018 en juli 2018 als fractie-assistent van een politieke partij deelgenomen aan commissievergaderingen en heeft daarvoor geldelijke vergoedingen gekregen tot een bedrag van in totaal € 559,37.
3. Eiser voert aan dat hij de op hem rustende informatieplicht niet heeft geschonden. Eiser stelt dat geen sprake was van presentiegeld, maar van een onkostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser geen melding heeft gedaan van de vergoeding die hij heeft ontvangen. Het ontvangen van die vergoeding had eiser op grond van artikel 17 van de Pw bij verweerder moeten melden, omdat hem redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat dit van invloed kan zijn voor het recht op bijstand. Eiser heeft dus de inlichtingenplicht geschonden.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat deze vergoeding door verweerder terecht is aangemerkt als inkomsten als bedoeld in artikel 32 van de Pw. Eiser heeft een bepaalde vergoeding per bijgewoonde vergadering ontvangen, gebaseerd op artikel 6 van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en fractieassistenten De Ronde Venen 2016 (de Verordening) in combinatie met artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals deze gold in 2018. Anders dan eiser stelt blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het gaat om een onkostenvergoeding. Dat blijkt ook niet uit de Circulaire van 29 november 2013 [1] . Daarin wordt immers gesproken over een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen, maar nergens is uit af te leiden dat het om een onkostenvergoeding gaat. Verweerder heeft deze vergoeding daarom terecht aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Pw. Omdat eiser hiermee tot een te hoog bedrag aan bijstand over de maanden maart, juni en juli 2018 heeft ontvangen, heeft verweerder terecht het recht op bijstand over die maanden herzien. Omdat eiser over de maanden april en mei 2018 geen vergoeding heeft ontvangen, heeft verweerder over die maanden ten onrechte het recht op bijstand herzien. Nu eiser hierdoor niet is benadeeld, passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Over de beroepsgrond die ziet op de bruto-terugvordering, overweegt de rechtbank dat dit punt nog niet aan de orde is. Immers, verweerder heeft ter zitting verklaard dat als eiser aantoont dat hij belasting moet betalen over de ontvangen vergoedingen, daarmee rekening wordt gehouden bij de hoogte van de terugvordering. Tussen partijen is dus niet in geschil dat sprake moet zijn van een netto-terugvordering als er daadwerkelijk belasting over moet worden betaald. Of dat zo is, is nu nog niet duidelijk. Nu hierover geen geschil bestaat, hoeft de rechtbank hierover niet te oordelen.
7. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Circulaire over bezoldiging ambtstoelage burgemeester, bezoldiging en (onkosten)vergoeding wethouders, (onkosten)vergoeding raads- en commissieleden