ECLI:NL:RBMNE:2019:3672
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen voormalige partners met betrekking tot huurovereenkomst en verkoop woning
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft eiser, die eigenaar is van een woning, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, zijn voormalige partner, om een conservatoir beslag op de woning op te heffen. Het beslag was gelegd door gedaagde om een vordering van € 200.000,00 te waarborgen, die voortkwam uit een regeling tussen partijen over de beëindiging van hun geschil. De voorzieningenrechter heeft op 19 juli 2019 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling op 28 juni 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar vrees dat eiser zijn verplichtingen niet zal nakomen. Eiser heeft tijdens de zitting benadrukt dat hij de regeling zal nakomen en heeft zelfs een onherroepelijke volmacht aangeboden aan gedaagde om de betaling van de vordering te waarborgen. De rechter heeft geconcludeerd dat er summierlijk is gebleken van de onnodigheid van het beslag, aangezien er voldoende verkoopopbrengst van de woning verwacht wordt om de vordering van gedaagde te voldoen, zelfs na voldoening van de hypotheekschuld.
De voorzieningenrechter heeft daarom het beslag opgeheven en gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.081,06. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.