In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1999 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om partneralimentatie van € 425,- bruto per maand. De man voerde verweer en verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te delen. Tijdens de zitting op 22 juli 2019 waren beide partijen met hun advocaten aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist. De vrouw stelde dat de man agressief was en dat er geen communicatie meer tussen hen was. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en het huurrecht van de woning aan de man toegewezen, omdat de vrouw zich hiertegen niet verzet.
Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen. De rechtbank oordeelde dat beide partijen een gelijke verdiencapaciteit hebben. De vrouw had onvoldoende onderbouwd dat zij niet meer kon werken, terwijl de man, ondanks zijn leeftijd, naar verwachting evenveel zou blijven werken. De rechtbank concludeerde dat de vrouw, indien zij meer zou werken, zelfs meer zou kunnen verdienen dan de man. Daarom was er geen aanleiding om partneralimentatie toe te kennen aan de vrouw.
De beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.