ECLI:NL:RBMNE:2019:3706

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
C/16/476797 / FA RK 19-1360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van partneralimentatie op basis van gelijke verdiencapaciteit bij echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1999 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om partneralimentatie van € 425,- bruto per maand. De man voerde verweer en verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te delen. Tijdens de zitting op 22 juli 2019 waren beide partijen met hun advocaten aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist. De vrouw stelde dat de man agressief was en dat er geen communicatie meer tussen hen was. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en het huurrecht van de woning aan de man toegewezen, omdat de vrouw zich hiertegen niet verzet.

Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen. De rechtbank oordeelde dat beide partijen een gelijke verdiencapaciteit hebben. De vrouw had onvoldoende onderbouwd dat zij niet meer kon werken, terwijl de man, ondanks zijn leeftijd, naar verwachting evenveel zou blijven werken. De rechtbank concludeerde dat de vrouw, indien zij meer zou werken, zelfs meer zou kunnen verdienen dan de man. Daarom was er geen aanleiding om partneralimentatie toe te kennen aan de vrouw.

De beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/476797 / FA RK 19-1360 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
Beschikking van 12 augustus 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.J.M. Gussenhoven,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.Y.M. Jansse.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 5 maart 2019 met bijlagen;
  • het verweerschrift van de man van 27 mei 2019 met bijlagen;
  • het F-formulier van de vrouw van 12 juli 2019 met brief en producties 1-7;
  • het F-formulier van de man van 15 juli 2019 met brief en bijlagen;
  • het F-formulier van de man van 18 juli 2019 met brief en bijlagen.
1.2.
De zitting was op 22 juli 2019. Hierbij waren partijen met hun advocaten aanwezig.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 1999 te [woonplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Partijen hebben geen minderjarige kinderen.

3.Verzoeken en verweer

3.1.
De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en de man te veroordelen om met een bedrag van € 425,- bruto per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
3.2.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. Hij verzoekt het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] aan hem toe te delen.

4.Beoordeling van het verzochte

Echtscheiding

4.1.
De vrouw stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Zij stelt dat partijen samen in één woning leven maar niet meer met elkaar praten. De man is volgens de vrouw ook agressief.
4.2.
De man vindt dat er sprake is van een verstandhouding die geen reden geeft voor een scheiding. Het is echter wel de wens van de vrouw om te scheiden en daarom verzet de man zich niet tegen de scheiding.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zal het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond toewijzen.
Huurrecht echtelijke woning
4.4.
De rechtbank zal het huurrecht aan de man toewijzen omdat de vrouw zich hiertegen niet langer verzet en dit verzoek op de wet is gegrond.
Partneralimentatie
4.5.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afwijzen. Zij legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing komt.
Verdiencapaciteit vrouw
4.6.
De man stelt dat de vrouw meer zou kunnen gaan werken om in haar eigen behoefte te kunnen voorzien. De vrouw heeft dit onvoldoende onderbouwd betwist. Zij stelt slechts dat zij niet meer wil werken en dat haar huidige contract niet kan worden uitgebreid. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw ten minste evenveel zou kunnen werken als de man, temeer nu zij van de man verwacht dat hij ondanks zijn leeftijd evenveel blijft werken als voorheen. Daarnaast is de vrouw acht jaar jonger dan de man, heeft zij anders dan de man geen gezondheidsklachten aangevoerd en heeft zij ook geen zorg voor kinderen. Het enkele feit dat haar contract niet kan worden uitgebreid is onvoldoende reden om anders te oordelen. De vrouw kan namelijk een bijbaan nemen.
4.7.
Uitgaande van de inkomens van partijen zoals die blijken uit de jaaropgaves van 2018, zou de vrouw meer verdienen dan de man als zij meer zou gaan werken. Ook bij een kleine uitbreiding van slechts zeven uur per week komt de vrouw boven het inkomensniveau van de man uit.
Lasten
4.8.
De rechtbank gaat voor de lasten voor beide partijen uit van dezelfde huur, namelijk € 586,- per maand. De vrouw stelt dat zij voor haar nieuwe woning een hogere huur heeft, maar heeft hiervoor geen bewijs overgelegd. Ten aanzien van de overige lasten zijn er geen verschillen tussen partijen.
Conclusie
4.9.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat beide partijen een gelijke verdiencapaciteit hebben. Er is daarom geen aanleiding om partneralimentatie aan de vrouw toe te kennen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen gehuwd op [trouwdatum] 1999 te [woonplaats] ;
5.2.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. H.E. Broersma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.