ECLI:NL:RBMNE:2019:381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
C/16/471562 / KG ZA 18-762
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van onrechtmatige uitlatingen over een wethouder in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een voormalig wethouder, en [gedaagde], die beschuldigingen van belangenverstrengeling en onbehoorlijk bestuur jegens [eiseres] had geuit. De procedure volgde op een e-mail van [gedaagde] op 7 november 2018, waarin zij [eiseres] beschuldigde van onethisch gedrag in haar rol als wethouder, wat leidde tot de afzetting van [eiseres]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] in haar uitlatingen onrechtmatig had gehandeld, omdat de beschuldigingen niet voldoende feitelijk onderbouwd waren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij haar vorderingen en heeft de vordering tot rectificatie toegewezen. [gedaagde] werd veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis een rectificatiemail te sturen naar alle ontvangers van haar oorspronkelijke e-mail, met een tekst die door de rechtbank was vastgesteld. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. De rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige afweging tussen het recht op vrije meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam van [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/471562 / KG ZA 18-762
Vonnis in kort geding van 1 februari 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.D. Wind te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 21
  • de op 15 januari 2019 ontvangen producties 1 t/m 25 van [gedaagde]
  • de per faxberichten van 15 en 16 januari 2019 ontvangen producties 22 t/m 25 van [eiseres]
  • de per fax van 16 januari 2019 ontvangen producties 26 t/m 28 van [gedaagde]
  • de op 17 januari 2019 gehouden mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] is sinds 2010 actief in de gemeentepolitiek. Op 7 juni 2018 is zij benoemd als wethouder in [gemeente] . Vanaf dat moment moest [eiseres] afstand nemen van haar zakelijke activiteiten in de kinderopvang in [gemeente] . [gedaagde] heeft op 7 november 2018 aan de griffie, raadsleden, commissieleden en fractievoorzitters van de politieke partijen in de Gemeente [gemeente] een e-mail gestuurd, waarin zij [eiseres] – kort gezegd – beschuldigd van belangenverstrengeling en onbehoorlijk bestuur. In december 2018 heeft deze affaire ertoe geleid dat [eiseres] is afgetreden als wethouder.
2.2.
In dit kort geding vordert [eiseres] – samengevat – op straffe van een dwangsom een rectificatie van [gedaagde] en een verbod om zich in de toekomst in strijd met de waarheid en op onrechtmatige wijze over [eiseres] uit te laten.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
Zoals gezegd had en heeft [eiseres] zakelijke belangen in de kinder- en buitenschoolse opvang in [gemeente] . Zij is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] is enig aandeelhouder van [bedrijf 2] B.V. ( [bedrijf 2] ) en [bedrijf 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] B.V. ( [bedrijf 3] ) en [bedrijf 4] B.V. ( [bedrijf 4] ). In [bedrijf 3] werd het kinderdagverblijf geëxploiteerd en in [bedrijf 4] de buitenschoolse opvang.
3.2.
In het verleden deed [eiseres] deze activiteiten samen met mevrouw [A] ( [A] ). [A] participeerde via haar persoonlijke holding ( [bedrijf 5] ) in [bedrijf 2] en was samen met [bedrijf 1] de bestuurder. Met ingang van 15 november 2017 is [bedrijf 1] nog de enige bestuurder van [bedrijf 2] . De aandelen in [bedrijf 2] heeft [bedrijf 5] toen overgedragen aan [bedrijf 1] .
3.3.
Om de zakelijke belangen van [eiseres] op afstand te zetten, is met ingang van 7 juni 2018 [B] ( [B] ) benoemd als bestuurder van [bedrijf 2] , in plaats van [eiseres] Verder heeft [eiseres] in een brief van 30 mei 2018 aan de burgemeester van [gemeente] kenbaar gemaakt voornemens te zijn haar aandelen onder te brengen in een nog op te richten stichting. Het oprichten van deze stichting is uiteindelijk niet geëffectueerd.
3.4.
[B] was volgens [eiseres] sinds het vertrek van [A] al titulair directeur c.q. bedrijfsleider. In de periode voorafgaand aan haar benoeming tot bestuurder was [B] met zwangerschapsverlof. Eind juli 2018 heeft [B] aangegeven te willen stoppen als bestuurder. Op de aandeelhoudersvergadering van 30 juli 2018 is [C] ( [C] ) voorgedragen als zaakwaarnemer en interim directeur van [bedrijf 2] . Op de datum van vertrek van [B] , 23 augustus 2018, is [C] gestart met zijn werkzaamheden door [bedrijf 1] als bestuurder van [bedrijf 2] . Aan hem was ook de opdracht gegeven om de toekomstbestendigheid van de gehele organisatie te onderzoeken. [C] kwam uit het netwerk van [eiseres] .
3.5.
In de periode augustus-september 2018 hebben meerdere medewerkers ontslag genomen en nam het ziekteverzuim binnen [bedrijf 3] en [bedrijf 4] toe. De oudercommissie, waarvan ook [gedaagde] lid was, was niet tevreden over de wijze waarop [C] handelde en zijn gebrek aan kennis en [gedaagde] heeft dit meerdere malen bij [C] en [eiseres] kenbaar gemaakt. Nadat de (overgebleven) medewerkers hadden gedreigd met een collectieve ziekmelding heeft [C] op 17 september 2018 aan de oudercommissie kenbaar gemaakt dat de buitenschoolse opvang per 1 oktober 2018 zou sluiten. Op 15 oktober 2018 is dit gevolgd door een mededeling van [C] dat ook de dagopvang per 16 november 2018 zal sluiten.
3.6.
[gedaagde] heeft naar aanleiding van deze gebeurtenissen op 7 november 2018 een e-mail gestuurd naar – kort gezegd – politiek [gemeente] . De e-mail heeft de volgende inhoud:
“Beste Griffie, Commissieleden en Raadleden en oppositie,
Enige tijd is er ellende gaande met het kinderdagverblijf van [eiseres] .
Kennelijk wist [eiseres] in januari 2018 reeds dat zij zou worden aangesteld als wethouder van [gemeente] , maar heeft zij geen actie ondernomen om haar kinderdagverblijf te gaan beëindigen. In plaats van dat zij belangenverstrengeling of zelfs de schijn van belangenstrengeling te voorkomen zaken netjes afhandelt, gaat mevrouw [eiseres] over de rug van ouders, kinderen en medewerkers waardoor ik genoodzaakt ben naar buiten te treden omdat dit niet kan.
Kennelijk
is mevrouw [eiseres] in het verleden al beschuldigd van onbehoorlijk bestuur m.b.t. [bedrijf 6] B.V.. Tot mijn grote verbazing is het kennelijk voor gemeente [gemeente] geen belemmering om iemand die niet kan besturen, aan te stellen in het bestuur van een gemeente. Dit roept bij mij al grote vragen op? Kennelijk bij gemeente [gemeente] niet... Wat ik erg bijzonder vind.
Mevrouw [eiseres] heeft om onder haar onbehoorlijk bestuur aansprakelijkheid uit te komen een deal gesloten met de rechter commissaris om een schuld van 205.000,- Euro af te kopen voor 20.000,- Euro. Waarna zij willens en wetens zowel de naam als het adressenbestand voor 5.000,- Euro terug koopt. Iets wat mij ook bevreemd, aangezien mevrouw [eiseres] andere ambities heeft. De politiek!
Mevrouw [eiseres] was toen al actief in de politiek, maar desondanks koos zij ervoor om een doorstart te maken met het kinderdagverblijf, wetende dat er belangenverstrengeling is wanneer zij haar ambities in de politiek najaagt.
Op miraculeuze wijze verdwijnen haar partner [A]
[ [A] , toev. vzr.]en daarna de locatie manager [B]
[ [B] , toev. vzr.], die slechts 1 maand directeur is geweest van het toneel. En er wordt een interim manager aangesteld, die als “directeur” naar voren wordt geschoven, maar helaas niet het niveau heeft van een manager of directeur. Hij heeft het niveau van een marionet. Dit blijkt uit alles: acties, incidenten, communicatie zowel verbaal als schriftelijk.
Mevrouw [eiseres] blijft achter de schermen actief met het kinderdagverblijf. Lees: alle correspondentie is van mevrouw [eiseres] , maar de naam van de interim manager wordt er onder gezet. De interim manager legt mevrouw [eiseres] zaken voor en wacht op antwoord, die hij vervolgens weer doorgeeft. Dat is duidelijk zichtbaar aan het taalgebruik in de correspondentie van de interim manager in vergelijking met die van mevrouw [eiseres] . En de interimmer heeft dit menigmaal aan zowel mij als andere ouders toegegeven dat hij met haar overleg pleegt.
Kortom, ouders worden van de een op andere dag geconfronteerd met leegloop en wat kennelijk ook de bedoeling is van mevrouw [eiseres] , want er worden nog steeds geen uren aan de medewerkers geboden. Vervolgens worden ouders geconfronteerd met het feit dat hun kind(eren) niet meer kunnen worden opgevangen en wordt er steeds last minute afgebeld met de mededeling: je kind(eren) kan/kunnen morgen niet komen. Er is niet genoeg personeel.
Uiteindelijk kiezen ouders massaal voor andere kinderopvang want zonder overleg wordt de voorschoolse educatie gesloten (geen overleg met de oudercommissie of met ouders), opeens wordt zomaar de BSO last minute gesloten (wederom zonder overleg met de oudercommissie of overleg met ouders). Ja, een kinderopvang heeft ook te maken met regels en procedures. Het is verplicht om een oudercommissie te hebben, en ook om dit soort zaken eerst aan de oudercommissie voor te leggen, maar die wordt niet eens geïnformeerd.
Dit speelt zich af in een tijdbestek van nog geen 2 weken. De interimmer die rond loopt en niets weet en nergens iets aan kan doen, personeel dat uren vraagt en het niet krijgt. Ik ben ingestapt omdat ik belang heb om kinderopvang te behouden, dus was bereid mijn tijd er in te steken om ondersteuning te bieden. Tot mijn grote verbazing, wordt personeel geen uren geboden. Een sollicitant die komt, wordt weggejaagd en andere geïnteresseerden worden niet eens benaderd!
Mevrouw [eiseres] is uitgebreid geïnformeerd over deze gang van zaken, plus de incidenten die hebben plaatsgevonden met kinderen die in gevaar zijn gebracht door de interim manager:
• kind van 4 op schoolplein laten staan zonder controle of zonder die naar de klas te brengen,
• kinderen in zijn eigen auto te vervoeren die vies is en vol met hondenharen (waaronder een kind dat zeer allergisch is voor honden!!),
• niet communiceren naar mensen of zich voorstellen aan ouders, maar wel kinderen van het schoolplein halen zonder zich te identificeren!
• Alleen op de 850 gaan staan, het 4-ogen principe van de kinderopvang herhaaldelijk niet naleven etc.
• niet bereikbaar zijn voor ouders, niet reageren op aanvragen van kinderopvang;
• communicatie aan de medewerkers overlaten etc.
[D] (kennelijk een voormalig wethouder die heeft moeten aftreden wegens financieel mismanagement) die op het kinderdagverblijf voorbij komt om de boeken te doen en het datalek aan te pakken. De boeken doen, terwijl hij heeft moeten aftreden wegens financieel mismanagement.....Het is een uitermate vreemde situatie wanneer uit het niets een man die onbekend is op het kinderdagverblijf langs komt om de boeken te doen en het datalek komt oppakken. Maar hij weet van toeten noch blazen, want hij weet niet eens wat een datalekprocedure is.
Heeft de heer [D] wel een VOG? Ook komt er opeens een [E] voorbij, die toegang heeft tot onze persoonsgegevens!! Heeft zij een VOG? Wie zegt dat wij, ouders en kinderen, akkoord zijn dat [E] toegang heeft tot onze persoonsgegevens? Wij zijn niet geïnformeerd of voorgesteld.
Heeft die interim manager wel een VOG?
Wij hebben mevrouw [eiseres] benaderd en haar geïnformeerd over deze gevaarlijke situatie. Hoe kan een volwassen man alleen op een groep staan met 1 kind? Hoe kan een volwassen man zomaar kinderen van het schoolplein gaan afhalen zonder zich bekend te maken?
Vervolgens heeft mevrouw [eiseres] ons geïnformeerd dat zij zou bespreken met de burgemeester wat zij kan doen, en ze laat ons zitten!
1. Hoe kun je dat behoorlijk bestuur noemen?
2. Hoe kun je dan stellen dat je uit maatschappelijk belang acteert, terwijl al je acties het tegendeel bewijzen?
3. Hoe kom je op een functie met een maatschappelijke verantwoordelijkheid terecht, wanneer je het belang
van ouders, kinderen en medewerkers niet eens kunt behartigen?
4. Hoe kun je dan het belang van de burger behartigen als je het belang van ouders, kinderen en medewerkers
niet eens naar behoren kunt behartigen?
5. Is de burgemeester hierover ingelicht door [eiseres] ?
6. Zo nee, waarom niet?
7. Zo ja, welke acties zijn daaruit voortgevloeid?
Als ouder wordt je niet serieus genomen, ouders ondervinden hier last van en zitten opeens met kinderen thuis. Ze kunnen niet zomaar elders terecht, andere kinderopvang in [gemeente] zit vol. Kinderen die wel kunnen worden geplaatst, zijn van de leg want ze zijn uit hun structuur getrokken en worden geconfronteerd met nieuwe gezichten die zij moeten leren kennen (nieuwe leidsters, nieuwe omgeving etc) en dan nog de medewerkers.
De medewerkers worden van bv naar bv van [eiseres] overgeheveld zodat er een vast dienstverband wordt gemeden. Mevrouw [eiseres] behartigt zeer zeker niet het belang van ouders of kinderen, maar die van haar eigen medewerkers ook niet! Mevrouw [eiseres] heeft zeker nog nooit gehoord van “vermoeden van arbeidsomvang”. Dat betekent dat medewerkers voor de uren die zij hebben gewerkt, een vastdienstverband
hebben met die uren. En dat betekent dat er veel achterstallig loon nog moet worden uitbetaald aan de medewerkers, waar zij recht op hebben.
Momenteel worden de medewerkers geïntimideerd om maar een vaststellingsovereenkomst te tekenen of ontslag te nemen.’ Niet alleen betaalt mevrouw [eiseres] haar medewerkers niet wat hen hoort toe te komen, maar ze probeert ook nog eens oneigenlijk van hen af te komen zonder behoorlijke transitievergoeding.
Dit is niet een persoon die de functie van wethouder hoort te bekleden. Ze is ongeschikt!
Hoe kan iemand die in een bedrijf niet eens fatsoenlijk met haar medemens kan omgaan, in een functie komen waar zij het belang van haar medemens moet behartigen?
Los van het feit dat zij niet eerlijk heeft geopenbaard dat zij enig aandeelhouder en enig bestuurder is van een kinderdagverblijf, wat een overtreding is van de gemeentewet, heeft zij wel degelijk belangen in de gemeente. En daar is de belangenverstrengeling.
Haar bedrijf [bedrijf 7] verhuurt de locatie aan het kinderdagverblijf. Zijn er andere plannen met die locatie?
Dit zijn geen beschuldigingen, maar feiten want
er is bewijs van de feiten die ik in deze e-mail stel.
Aangezien [eiseres] enig aandeelhouder en enig bestuurder is van alle entiteiten, is zij degene die de besloten vennootschappen bestuurt en is zij verantwoordelijk voor de besloten vennootschappen. Zij neemt geen verantwoordelijkheid en daar zijn ouders de dupe van, daar zijn medewerkers de dupe van en vooral zijn daar de kinderen de dupe van.
Mevrouw [eiseres] had in januari dit jaar netjes kunnen mededelen dat het kinderdagverblijf voornemens is te gaan sluiten wegens haar aanstelling als wethouder. En dat het per november 2018 of 1 december 2018 zou sluiten. Met het verzoek aan alle ouders om een ander onderkomen voor hun kind(eren) te zoeken. Dit heeft zij nagelaten. Kennelijk omdat het enige belang dat mevrouw [eiseres] behartigt haar eigen belang is.
Op 29 november om 20.00 uur is een Commissie van Bestuur waar wij graag dit persoonlijk met de commissie wensen te bespreken, aangezien er vanuit de gemeente nog geen actie is ondernomen om dit naar buiten te brengen en de burger het recht heeft om te weten wat er speelt en vooral dat er sprake is van overtreding van de gemeentewet! En omdat alle gedupeerden het niet pikken!
Alvast bedankt voor uw tijd.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde] ”
3.7.
Tijdens de vergadering van de gemeentelijke Commissie van Bestuur heeft [gedaagde] eveneens gesproken en heeft zij de inhoud van haar e-mail in grote lijnen herhaald. Vervolgens is een integriteitsonderzoek aangekondigd naar [eiseres] . [eiseres] heeft begin december 2018 haar positie als wethouder neergelegd.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is gebleken dat [eiseres] een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen in kort geding.
4.2.
Volgens [eiseres] kunnen een groot aantal stellingen van [gedaagde] , al dan niet in onderling verband bezien, niet door de beugel en heeft [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de uitlatingen bewust en met geen ander doel gedaan dan het beschadigen van [eiseres] in het publieke domein. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster, omdat zij haar stellingen voldoende kan onderbouwen. [gedaagde] was er naar eigen zeggen niet op uit om [eiseres] als wethouder of persoon in diskrediet te brengen, maar heeft [eiseres] ter verantwoording willen roepen voor de wijze waarop de kinderopvang na het aantreden van [eiseres] als wethouder binnen enkele maanden een onveilige plek is geworden.
Het juridische kader
4.3.
Het gaat in deze zaak om een botsing van fundamentele rechten. Dit betreft enerzijds het door artikel 10 Grondwet (Gw) en artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermde recht van [eiseres] op eerbiediging van haar eer en goede naam door niet lichtvaardig beschuldigd te worden. Anderzijds betreft dit het door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht van [gedaagde] om haar mening te geven over de handelswijze van [eiseres] .
4.4.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle relevante omstandigheden. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door artikel 10 Gw en artikel 8 EVRM gewaarborgde recht. Voor de door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. Dit brengt met zich dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 [naam] / [naam] ; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, Endemol en SBS/A).
4.5.
Welk belang - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, hangt zoals gezegd af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van het verzenden van de e-mail, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
Zijn de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig?
4.6.
De voorzieningenrechter zal hierna de door [eiseres] gewraakte stellingen van [gedaagde] behandelen:
a. kennelijk wist [eiseres] in januari 2018 reeds dat zij zou worden aangesteld als wethouder van [gemeente] , maar heeft zij geen actie ondernomen om haar kinderdagverblijf te gaan beëindigen.
4.6.1.
Deze stelling is feitelijk niet juist. In de eerste plaats is niet aannemelijk gemaakt door [gedaagde] dat [eiseres] op dat moment al wist dat zij wethouder zou worden. [eiseres] had het op dat moment weliswaar kunnen vermoeden, vanwege haar lijsttrekkerschap, maar dat alleenhoefde er niet toe te leiden dat [eiseres] (haar betrokkenheid bij) de kinderopvang beëindigde. Beide partijen zijn het er over eens dat formeel alleen is vastgelegd dat [eiseres] op het moment dat zij wethouder werd zichzelf als bestuurder op afstand moest zetten. Dat heeft zij gedaan. [B] is namelijk vanaf het moment dat [eiseres] als wethouder is benoemd, de bestuurder van [bedrijf 2] geworden, in plaats van [eiseres] . Partijen twisten er ook over of het aandeelhouderschap in [bedrijf 1] via onderbrenging in een aparte stichting (na certificering van de aandelen) formeel op afstand gezet zou worden. Volgens [eiseres] had zij dit wel al in gang gezet, maar was dat (nog) niet geeffectueerd en had zij met de burgemeester afgesproken dit voor 31 december 2018 te regelen. Zij heeft dit naar eigen zeggen niet afgerond omdat zij voordien al als wethouder was afgetreden. Dit is door [gedaagde] niet betwist, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid van het door [eiseres] gestelde. Het beëindigen van (betrokkenheid bij) het kinderdagverblijf, vanwege het (toen nog: aankomend) wethouderschap van [eiseres] was dus in januari 2018 niet aan de orde. De suggestie in de bedoelde uitlating, dat [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling of die onvoldoende heeft voorkomen, is daarmee onjuist. Die onjuistheid speelt mee bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] [eiseres] in de e-mail heeft mogen beschuldigen van belangenverstrengeling, waarop hieronder in 4.6.16 nader wordt ingegaan.
b. kennelijk is mevrouw [eiseres] in het verleden al beschuldigd van onbehoorlijk bestuur m.b.t. [bedrijf 6] . Tot mijn grote verbazing is het kennelijk voor gemeente [gemeente] geen belemmering om iemand die niet kan besturen, aan te stellen in het bestuur van een gemeente. Dit roept bij mij al grote vragen op? Kennelijk bij gemeente [gemeente] niet...Wat ik erg bijzonder vind.
4.6.2.
Dat [eiseres] in het verleden is beschuldigd van onbehoorlijk bestuur is juist. Zij was eigenaar/bestuurder van een besloten vennootschap waarin eveneens een kinderopvang werd geëxploiteerd, [bedrijf 6] B.V., die failliet is verklaard. De curator in dat faillissement heeft [eiseres] aangesproken uit hoofde van kennelijk onbehoorlijk bestuur, samenhangend met gebreken in de administratie. [eiseres] heeft die claim, zonder de juistheid ervan te erkennen, bij de curator afgekocht. Dat de beschuldiging is geuit, is dus juist. Het resterende deel van de uitlating betreft een conclusie die [gedaagde] uit die beschuldiging trekt en vragen die zij daarbij heeft. De bedoelde uitlatingen zijn daarom deels niet van feitelijke grond ontbloot en betreffen deels een eigen mening van [gedaagde] . Zij mocht die uitlatingen daarom doen zonder onrechtmatig te handelen jegens [eiseres] . Voor het overige hebben deze uitlatingen onvoldoende verband met de gestelde belangenverstrengeling om desondanks tot een ander oordeel te leiden.
c. mevrouw [eiseres] heeft om onder haar onbehoorlijk bestuur aansprakelijkheid uit te komen een deal gesloten met de rechter commissaris om een schuld van 205.000,- Euro af te kopen voor 20.000,- Euro. Waarna zij willens en wetens zowel de naam als het adressenbestand voor 5.000,- Euro terug koopt. Iets wat mij ook bevreemd, aangezien mevrouw [eiseres] andere ambities heeft. De politiek!
4.6.3.
Wat [gedaagde] in de eerste zin heeft geschreven is juist en dat mocht zij in zoverre dan ook schrijven. Dat geldt ook voor de zin over het terugkopen van de goodwill. Ook daarvan was feitelijk sprake, omdat [eiseres] daarover een afzonderlijke afspraak heeft gemaakt met de genoemde curator. Die goodwill heeft [eiseres] ingebracht in de door [bedrijf 2] gedreven ondernemingen. Dat een en ander [gedaagde] bevreemdt is iets wat zij in zijn algemeenheid ook mocht uiten. Wat in de laatste twee volzinnen van 4.6.2 staat, geldt ook hier.
d. mevrouw [eiseres] was toen al actief in de politiek, maar desondanks koos zij ervoor om een doorstart te maken met het kinderdagverblijf, wetende dat er belangenverstrengeling is wanneer zij haar ambities in de politiek najaagt.
4.6.4.
Deze opmerking suggereert dat de toen al bestaande politieke functie van [eiseres] en het najagen van haar ambitie tot een eventueel wethouderschap in verband met het ontstaan van belangenverstrengeling ertoe had moeten leiden dat [eiseres] in januari 2018 al had moeten stoppen met het kinderdagverblijf. Deze opmerking is in feite een andere verwoording van de uitlating die hiervoor onder a is beoordeeld. Wat aldaar door de rechtbank is geoordeeld, geldt hier evenzeer.
e. op miraculeuze wijze verdwijnen haar partner [A] [ [A] , toev. vzr.] en daarna de locatie manager [B] [ [B] , toev. vzr], die slechts 1 maand directeur is geweest van het toneel. En er wordt een interim manager aangesteld, die als “directeur” naar voren wordt geschoven, maar helaas niet het niveau heeft van een manager of directeur. Hij heeft het niveau van een marionet. Dit blijkt uit alles: acties, incidenten, communicatie zowel verbaal als schriftelijk.
f. mevrouw [eiseres] blijft achter de schermen actief met het kinderdagverblijf. Lees: alle correspondentie is van mevrouw [eiseres] , maar de naam van de interim manager wordt er onder gezet. De interim manager legt mevrouw [eiseres] zaken voor en wacht op antwoord, die hij vervolgens weer doorgeeft. Dat is duidelijk zichtbaar aan het taalgebruik in de correspondentie van de interim manager in vergelijking met die van mevrouw [eiseres] . En de interimmer heeft dit menigmaal aan zowel mij als andere ouders toegegeven dat hij met haar overleg pleegt.
4.6.5.
Dat [A] en later [B] hun betrokkenheid bij de door [bedrijf 2] gedreven ondernemingen hebben beëindigd, staat vast. Dat de daarvoor bestaande redenen voor [gedaagde] ‘miraculeus’ waren, is weliswaar een tendentieuze opmerking, maar de opmerking is vaag en voor meerdere uitleg vatbaar. Daarom kan niet worden gezegd dat [gedaagde] daarmee de grenzen van het toelaatbare overschreed.
4.6.6.
Dat ligt anders ten aanzien van de opmerking dat [C] door [eiseres] naar voren is geschoven als marionet, zodat zij feitelijk aan de touwtjes kon (blijven) trekken bij de kinderopvang. Dit betreft een directe beschuldiging van belangenverstrengeling, gepaard aan de beschuldiging dat [eiseres] daarbij bedriegelijk te werk is gegaan, door formeel wel maar feitelijk niet te doen wat het integriteitsbeleid van de gemeente van haar vergde. Voor wat betreft de benoeming van [C] geldt dat zijn aanstelling door de aandeelhouder van [bedrijf 2] diende plaats te vinden. De aandeelhouder van [bedrijf 2] was op dat moment [bedrijf 1] , waarvan [eiseres] op haar beurt enig aandeelhouder/bestuurder is. De aanstelling van [C] heeft dan ook op de juiste wijze plaatsgevonden. Dat [eiseres] [C] naar voren heeft geschoven als marionet is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet komen vast te staan. Uit het door [eiseres] overgelegde curriculum vitae van [C] blijkt dat hij voldoende kwalificaties had voor de functie. Dat [gedaagde] tekstuele overeenkomsten ziet tussen het taalgebruik van [eiseres] en de door [C] gestuurde brieven, betekent nog niet dat [eiseres] de brieven zelf geschreven heeft en ook het eventueel plegen van overleg betekent nog niet dat hij een marionet is. Zeker gelet op de omstandigheid dat [C] in een organisatie kwam op een moment dat de enig bestuurder net was vertrokken, terwijl hij nieuw was in de organisatie, maakt het alleszins voorstelbaar dat er op enige wijze overleg plaatsvindt met de aandeelhouder. Alles met alles betekent dit dat de door [gedaagde] onder e. en f. gemaakte opmerkingen - voor zover ziende op [C] die na [eiseres] aantreden als wethouder als marionet zou hebben gefunctioneerd - onvoldoende door feiten worden ondersteund om voor waar te kunnen worden gehouden. Ook die omstandigheid speelt mee bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] [eiseres] in de e-mail heeft mogen beschuldigen van belangenverstrengeling, waarop hieronder bij 4.6.16 nader wordt ingegaan.
g. kortom, ouders worden van de een op andere dag geconfronteerd met leegloop en wat kennelijk ook de bedoeling is van mevrouw [eiseres] , want er worden nog steeds geen uren aan de medewerkers geboden.
h. dit speelt zich af in een tijdbestek van nog geen 2 weken. De interimmer die rond loopt en niets weet en nergens iets aan kan doen, personeel dat uren vraagt en het niet krijgt. Ik ben ingestapt omdat ik belang heb om kinderopvang te behouden, dus was bereid mijn tijd er in te steken om ondersteuning te bieden. Tot mijn grote verbazing, wordt personeel geen uren geboden. Een sollicitant die komt, wordt weggejaagd en andere geïnteresseerden worden niet een benaderd!
4.6.7.
Deze opmerkingen zijn een andere verwoording van de voornoemde uitlating rond [C] als beweerdelijke marionet. Wat daarover onder 4.6.6. is geoordeeld, geldt daarom ook hier.
i. [D] (kennelijk een voormalig wethouder die heeft moeten aftreden wegen financieel mismanagement) die op het kinderdagverblijf voorbij komt om de boeken te doen en het datalek aan te pakken. De boeken doen, terwijl hij heeft moeten aftreden wegens financieel mismanagement.....Het is een uitermate vreemde situatie wanneer uit het niets een man die onbekend is op het kinderdagverblijf langs komt om de boeken te doen en het datalek komt oppakken. Maar hij weet van toeten noch blazen, want hij weet niet eens wat een datalekprocedure is.
4.6.8.
Naar de kern komt deze uitlating er op neer, gezien de context van de e-mail van [gedaagde] , dat [eiseres] (na haar aantreden als wethouder) als de feitelijke beleidsbepaler van de kinderopvang, [D] heeft aangetrokken en daarmee verantwoordelijk is voor diens ondeskundige handelen. Daarmee kan hier worden volstaan met herhaling van wat onder 4.6.6 en 4.6.7. is overwogen.
j. wij hebben mevrouw [eiseres] benaderd en haar geïnformeerd over deze gevaarlijke situatie. Hoe kan een volwassen man alleen op een groep staan met 1 kind? Hoe kan een volwassen man zomaar kinderen van het schoolplein gaan afhalen zonder zich bekend te maken?
4.6.9.
Datzelfde geldt voor deze uitlating, nu deze aansluit bij het - in de context van de e-mail van [gedaagde] besloten uitgangspunt dat [eiseres] (na haar aantreden als wethouder) als feitelijk beleidsbepaler van de kinderopvang verantwoordelijk is het personeelsbeleid daarvan.
k. de medewerkers worden van bv naar bv van [eiseres] overgeheveld zodat er een vast dienstverband wort gemeden. Mevrouw [eiseres] behartigt zeer zeker niet het belang van ouders of kinderen, maar die van haar eigen medewerkers ook niet! Mevrouw [eiseres] heeft zeker nog nooit gehoord van “vermoeden van arbeidsomvang”. Dat betekent dat medewerkers voor de uren die zij hebben gewerkt, een vast dienstverband hebben met die uren. En dat betekent dat er veel achterstallig loon nog moet worden uitbetaald aan de medewerkers, waar zij recht op hebben.
4.6.10.
Deze opmerking, die betrekking heeft op de periode voorafgaande aan het aantreden van [eiseres] als wethouder, is niet ongegrond. De door [gedaagde] als producties 12 en 16 overgelegde verklaringen van twee medewerkers bieden voldoende steun aan de stelling dat de desbetreffende medewerkers elkaar opvolgende (tijdelijke) arbeidscontracten hebben gekregen bij verschillende B.V.’s waarvan [eiseres] (al dan niet direct) bestuurder was. Terwijl, als deze arbeidscontracten bij een en dezelfde BV waren ondergebracht, al eerder een vast dienstverband zou zijn ontstaan dan feitelijk het geval was. Er is daarmee een voldoende feitelijke basis voor deze opmerking van [gedaagde] en zij mocht die daarom doen zonder onrechtmatig te handelen jegens [eiseres] . Voor het overige heeft deze uitlatingen onvoldoende verband met de gestelde belangenverstrengeling om desondanks tot een ander oordeel te leiden.
l. momenteel worden de medewerkers geïntimideerd om maar een vaststellingsovereenkomst te tekenen of ontslag te nemen.
m. niet alleen betaalt mevrouw [eiseres] haar medewerkers niet wat hen hoort toe te komen, maar ze probeert ook nog eens oneigenlijk van hen af te komen zonder behoorlijke transitievergoeding.
4.6.11.
Ten aanzien van deze opmerkingen geldt hetzelfde als wat hiervoor onder 4.6.6. tot en met 4.6.9. is opgemerkt.
n. dit is niet een persoon die de functie van wethouder hoort te bekleden. Ze is ongeschikt.
o. hoe kan iemand die in een bedrijf niet eens fatsoenlijk met haar medemens kan omgaan, in een functie komen waar zij het belang van haar medemens moet behartigen?
4.6.12.
Deze opmerkingen betreffen een mening van [gedaagde] en zij mocht die uiten, mede gezien het feit dat de daaraan (mede) ten grondslag gelegde stellingen rond het aan [eiseres] verweten onbehoorlijke bestuur en haar personeelsbeleid (vóórafgaand aan haar aantreden als wethouder) niet onrechtmatig kunnen worden geoordeeld.
p. los van het feit dat zij niet eerlijk heeft geopenbaard dat zij enig aandeelhouder en enig bestuurder is van een kinderdagverblijf, wat een overtreding is van de gemeentewet, heeft zij wel degelijk belangen in de gemeente. En daar is de belangenverstrengeling.
4.6.13.
De voorzieningenrechter herhaalt hier wat hij heeft overwogen ten aanzien van de onder a. aangehaalde stelling.
q. haar bedrijf [bedrijf 7] verhuurt de locatie aan het kinderdagverblijf. Zijn er andere plannen met die locatie?
4.6.14.
Het eerste deel van de opmerking is feitelijk juist, omdat [bedrijf 7] B.V. de vennootschap is waarvan [eiseres] eigenaar/bestuurder is en omdat [bedrijf 7] het pand huurt waarin de ondernemingen van [bedrijf 2] hun bedrijf uitoefenen, waartoe zij die ondernemingen delen van dat pand onderverhuurt. In die zin mocht [gedaagde] die opmerking dan ook maken. Het tweede deel is een vage vraag en heeft geen kenbaar verband met de verwijten die aan het adres van [eiseres] (onbehoorlijk en belangenverstrengeling) worden gemaakt. De opmerking kan daarom niet als onrechtmatig jegens [eiseres] worden aangemerkt.
r. aangezien [eiseres] enig aandeelhouder en enig bestuurder is van alle entiteiten, is zij degene die de besloten vennootschappen bestuurt en is zij verantwoordelijk voor de besloten vennootschappen.
s. mevrouw [eiseres] had in januari dit jaar netjes kunnen mededelen dat het kinderdagverblijf voornemens is te gaan sluiten wegens haar aanstelling als wethouder. En dat het per 1 november 2018 of 1 december 2018 zou sluiten. Met het verzoek aan alle ouders om een ander onderkomen voor hun kind(eren) te zoeken. Dit heeft zij nagelaten. Kennelijk omdat het enige belang dat mevrouw [eiseres] behartigt haar eigen belang is.
t. in plaats van dat zij belangenverstrengeling of zelfs de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen zaken netjes afhandelt, gaat mevrouw [eiseres] over de rug van ouders, kinderen en medewerkers waardoor ik genoodzaakt ben naar buiten te treden omdat dit niet kan.
4.6.15.
Elk van deze stellingen is niet meer dan een variatie op de basisstelling dat [eiseres] - voorafgaand aan haar aanstelling als wethouder - onvoldoende heeft gedaan om de dreigende belangenverstrengeling af te wenden en dat zij, eenmaal als wethouder benoemd, de beleidsregels ter voorkoming van belangenverstrengeling bewust (en op bedrieglijke wijze) heeft overtreden. Zoals hiervoor is overwogen kan hetgeen [gedaagde] ter onderbouwing daarvan aandraagt, die stellingen niet dragen.
Conclusie
4.6.16.
[gedaagde] heeft in haar e-mail van 7 november 2018 [eiseres] ten onrechte beschuldigd van belangenverstrengeling, gezien wat hiervoor onder 4.6.1., 4.6.4., 4.6.6. tot en met 4.6.9., 4.6.11, 4.6.13, en 4.6.15 is overwogen. Nu het hier gaat om een ernstig verwijt op integriteitsvlak en dat verwijt niet (voldoende) door feiten en omstandigheden wordt ondersteund moet de e-mail van [gedaagde] in zoverre onrechtmatig jegens [eiseres] worden geoordeeld. Weliswaar gaat het hierom een verwijt aan iemand in een publieke functie en geldt daarvoor in zijn algemeenheid dat deze meer te verduren krijgt en ook meer moet kunnen verdragen dan een niet-publiek persoon (zeker als het gaat om zaken die op dat publieke fungeren licht werpen), maar dat is van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te leiden. Daarbij is van belang dat het zonder voldoende feitelijke onderbouwing van de beschuldiging uiten van een dergelijk verwijt, naar [gedaagde] heeft moeten begrijpen, zeer beschadigend werkt voor een functionaris als een wethouder. Die beschadiging is ook het gevolg van [gedaagde] uitlatingen geweest, omdat [eiseres] als gevolg ervan is afgetreden als wethouder, wat [gedaagde] blijkens haar e-mail daarmee ook heeft beoogd.
Wat betekent dit voor de vorderingen
4.7.
De vordering tot rectificatie wordt toegewezen op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 10.000,- is bereikt. De inhoud van de rectificatie luidt zoals in de beslissing is bepaald.
4.8.
[eiseres] heeft daarnaast gevorderd om [gedaagde] te verbieden om uitingen te doen die in strijd zijn met de waarheid, al dan niet publiekelijk, op welke manier dan ook, via welk medium dan ook, al dan niet onder eigen naam, direct of indirect, alsmede om insinuaties en aantijgingen aan het adres van [eiseres] te doen die haar eer en goede naam aan (kunnen) tasten, op straffe van een dwangsom. Deze vordering is te breed geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het doen van uitingen in strijd met de waarheid is bovendien te onbepaald. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proskosten van [eiseres] . Deze kosten worden tot op heden begroot op:
- explootkosten € 101,06
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat 980,00
Totaal € 1.378,06

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat zij zich niet aan dit gebod houdt tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt, aan alle e-mailadressen zoals opgenomen in de verzendlijst van de op 7 november 2018 door [gedaagde] gezonden e-mail een e-mail te sturen met de volgende tekst:
“Beste Griffie, Commissieleden en Raadsleden en oppositie,
Bij vonnis van 1 februari 2019, gewezen in kort geding door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ben ik veroordeeld om u een rectificatiemail te sturen.
In mijn e-mail aan u van 7 november 2018 heb ik diverse uitlatingen gedaan over mevrouw [eiseres] .
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn jegens mevrouw [eiseres] , voor zover ik daarin heb gesteld dat zij zich voorafgaand aan haar wethouderschap en tijdens dat wethouderschap heeft schuldig gemaakt aan (dreigende) belangenverstrengeling.
Middels deze e-mail voldoe ik aan het vonnis.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde] ”
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op dit moment begroot op € 1.378,06 aan de kant van [eiseres] ,
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: CR (4529)