ECLI:NL:RBMNE:2019:3915
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking urgentieverklaring voor woningtoewijzing
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die verblijft in een Blijf-van-mijn-lijfhuis, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De urgentieverklaring was ingetrokken omdat verzoekster een aangeboden woning had geweigerd. Verzoekster stelde dat zij de consequenties van haar weigering niet had begrepen, mede door haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal en haar psychische toestand na een recente bevalling.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen had. Hierbij werd vastgesteld dat verzoekster spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, maar dat de intrekking van de urgentieverklaring op basis van de Huisvestingsverordening Almere 2015 gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de urgentieverklaring was ingetrokken en dat alle belangen waren meegewogen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.