ECLI:NL:RBMNE:2019:4060

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
7685492 / MC EXPL 19-3074
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na treintje rijden bij verlaten parkeergarage

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde wegens het niet betalen van parkeerkosten na het verlaten van een parkeergarage door middel van 'treintje rijden'. De gedaagde, die de auto op zijn naam had staan, betwistte dat hij de bestuurder was en voerde aan dat zijn dochter de auto bestuurde op het moment van het verlaten van de parkeergarage. Q-Park vorderde een totaalbedrag van € 404,80, bestaande uit parkeerkosten, schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende tegenbewijs heeft geleverd in de vorm van een ondertekende verklaring van zijn dochter, waardoor het vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder was, werd weerlegd. Hierdoor werd de vordering van Q-Park afgewezen. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde wel in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat hij zijn verweer pas bij dupliek had ingebracht, terwijl hij dit eerder had kunnen doen. De proceskosten aan de zijde van Q-Park werden begroot op € 350,18, en de gedaagde werd veroordeeld in deze kosten. Het vonnis werd uitgesproken op 28 augustus 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 28 augustus 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7685492 / MC EXPL 19-3074 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres, hierna ook te noemen: Q-Park,
gemachtigde mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met bijlagen;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte van Q-Park met bijlagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert - onder meer – parkeergarage […] in [vestigingsplaats] .
2.2.
Op 20 december 2018 is de Volkswagen Golf; FSI 85 KW met kenteken
[kenteken] (hierna: de auto) door middel van het zogenoemde treintje rijden zonder te betalen bovengenoemde parkeergarage uitgereden. Deze auto was op dat moment op naam gesteld van [gedaagde] .
2.3.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd.
(…)
6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.4.
Het dagtarief voor parkeergarage […] is € 26,00.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 404,80 (bestaande uit € 52,00 aan tarief verloren kaart, € 300,00 aan schadevergoeding en € 52,80 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder te betalen de parkeeraccommodatie te verlaten. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenaamde treintje rijden, dat wil zeggen door vlak achter zijn voorganger onder de slagboom die is geopend voor zijn voorganger, door te rijden. [gedaagde] houdt aldus plekken bezet volgens het “PRIS”-systeem en Q-Park loopt inkomsten mis. Op grond van de op de overeenkomst van kracht zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 52,00 verschuldigd alsmede een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer aan dat niet hij, maar zijn dochter de auto bestuurde op dat moment en zij dus de vordering moet betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park heeft, bij repliek, een dvd in het geding gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de auto vlak achter een voorgaande auto de parkeeraccommodatie […] heeft verlaten op 20 december 2018.
4.2.
De auto stond op dat moment op naam van [gedaagde] . [gedaagde] heeft betwist dat hij de bestuurder is geweest.
4.3.
Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen wettelijke basis om de kentekenhouder zonder meer als contractspartij van Q-Park aan te merken. Uit een registratie als kentekenhouder kan wel het vermoeden worden afgeleid dat de eigenaar ook de bestuurder van de auto is geweest. Het ligt op de weg van [gedaagde] om dat vermoeden te weerleggen en zijn standpunt in dat kader te motiveren en te onderbouwen. Dit heeft hij gedaan door een ondertekende verklaring over te leggen waaruit blijkt dat zijn dochter [A] de auto op dat moment bestuurde. Een dergelijke ondertekende verklaring is voldoende tegenbewijs om het hierboven genoemde vermoeden te weerleggen. Dit betekent dat het verweer van [gedaagde] slaagt en de gevorderde hoofdsom plus de bijbehorende wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
4.4.
Q-Park heeft terecht aangevoerd dat [gedaagde] pas bij dupliek in deze procedure deze verklaring over heeft gelegd. Dit had hij al veel eerder kunnen doen. Indien hij dit eerder had gedaan, had Q-Park deze procedure niet hoeven starten. [gedaagde] zal daarom wel in de proceskosten voor deze procedure worden veroordeeld.
4.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- dagvaarding € 85,18
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
144,00(2 punten × tarief € 72,00)
Totaal € 350,18

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op € 350,18;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.