In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de aansprakelijkheid van verkopers van BV-aandelen centraal. De eiseressen, drie besloten vennootschappen, vorderden schadevergoeding van de gedaagden, eveneens besloten vennootschappen, na de verkoop van gezamenlijke aandelen aan een derde partij. De rechtbank oordeelde dat een deel van de verkopers aansprakelijk was jegens de andere verkopers, omdat zij heimelijk gunstiger voorwaarden hadden bedongen in strijd met onderlinge afspraken. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 29 mei 2019 vastgesteld dat de gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die de eiseressen hadden geleden, en dat deze schade € 70.000 per verkoper bedroeg. De gedaagden verzochten om herstel van een kennelijke fout in dit vonnis, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een fout of misslag. De rechtbank bevestigde dat de schadevergoeding aan de eiseressen moest worden betaald, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. De rechtbank wees ook de reconventionele vordering van de gedaagden af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis benadrukt het belang van onderlinge afspraken tussen aandeelhouders en de gevolgen van het niet naleven daarvan.