ECLI:NL:RBMNE:2019:4307

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
7860490 LC EXPL 19-2070 BmR/842
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toegang en verklaring voor recht inzake beëindiging van de Overeenkomst Vaste Plaatsen

In deze zaak heeft eiser, [eiser], zich ingeschreven op het adres van gedaagde sub 1, [gedaagde sub 1] V.O.F., wat leidde tot een geschil over de geldigheid van de beëindiging van de Overeenkomst Vaste Plaatsen. Gedaagde sub 1 heeft de overeenkomst per direct opgezegd en eiser de toegang tot het terrein ontzegd, omdat eiser zich zonder toestemming had ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Eiser vorderde toegang tot het terrein en een verklaring voor recht dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van eiser uitvalt. De kantonrechter concludeert dat de inschrijving van eiser in de basisregistratie personen (BRP) niet in strijd is met de overeenkomst, aangezien de gemeente Dronten heeft aangegeven dat inschrijving op het adres van gedaagde sub 1 is toegestaan, mits permanente bewoning niet plaatsvindt. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser toegewezen, met uitzondering van de verplichting tot verstrekking van post, en gedaagde sub 1 c.s. veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 7860490 LC EXPL 19-2070 BmR/842
proces-verbaal van de comparitie van partijen en mondelinge uitspraak van 4 september 2019
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.R. Bügel,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats]

2 [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats]

3 [gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G. Janssen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juni 2019
- de conclusie van antwoord van 26 juni 2019
- het tussenvonnis van 24 juli 2019.
1.2.
[eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr J.R. Bugel. [gedaagde sub 1] c.s. is verschenen, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] en [A] , bijgestaan door mr. G. Jansen.
1.3.
Van het verhandelende ter zitting zijn afzonderlijk zittingsaantekeningen gemaakt.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Bij overeenkomst van 1 november 2018 zijn [eiser] en [gedaagde sub 1] c.s. een ‘Overeenkomst Vaste Plaatsen’ overeengekomen, waarbij [eiser] het recht heeft verkregen tot plaatsing en het gebruik voor recreatieve doeleinden van campingplaats nummer [campingplaats] op camping en [gedaagde sub 1] te [vestigingsplaats] . In de overeenkomst is opgenomen dat permanente bewoning niet is toegestaan en dat in de maanden november tot en met februari verblijf alleen is toegestaan gedurende de weekenden en de schoolvakanties. Verder is GBA inschrijving niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de directie. Bij niet nakoming zal de overeenkomst per direct worden beëindigd. Op de overeenkomst zijn van toepassing verklaard de Recron-voorwaarden.
2.2.
[eiser] heeft zich op het adres van [gedaagde sub 1] aan [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] ingeschreven.
2.3.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft [gedaagde sub 1] c.s. de overeenkomst beëindigd, omdat [eiser] zich heeft ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en de ontruiming en de toegang tot het terrein tegen 30 april 2019 aangezegd. Nadat [eiser] alsnog toestemming tot inschrijving aan [gedaagde sub 1] c.s. had verzocht, is die toestemming bij brief van 6 mei 2019 niet verleend en de toegang tot het terrein tegen 6 mei 2019 ontzegd.
2.4.
[eiser] beschikt niet over een andere verblijfadres.
2.5.
Bij brief van 9 mei 2019 heeft de gemeente Dronten de aanvraag tot verstrekking van een briefadres aan [eiser] gehonoreerd in afwijking van het wettelijk kader en het volgende medegedeeld:
“U heeft zich mede op advies van de afdeling publiekszaken per 19-02-2019 geregistreerd
in de basisregistratie personen op het woonadres [..] [nummeraanduiding] (Ktr. lees: [straatnaam] ), [campingplaats] [postcode] [woonplaats] .
De beheerder van de camping stelt het inschrijven in de BRP gelijk met permanente bewoning. Hij staat inschrijving in de BRP niet toe. Dit is niet juist. De wet BRP verplicht de burger zich op het adres in te schrijven waar deze hoofdverblijf heeft (Wet BRP, artikel 1, o en artikel 2.39). Een eigenaar/verhuurder van de woonruimte mag u geen aanvullende voorwaarden opleggen of u belemmeren om aan de verplichting tot het doen van verhuisaangifte te voldoen. De afdeling publiekszaken van de gemeente Dronten staat mensen toe om zich op een adres met logies/recreatie bestemming in de BRP te registreren, met de beperking dat permanente bewoning niet is toegestaan.
Omdat permanente bewoning op deze locatie niet is toegestaan, is de beheerder een procedure gestart om het huurcontract met u eenzijdig op te zeggen. Dit heeft er toe geleid dat u met ingang van 1 mei 2019 de toegang tot het camping terrein is ontzegd en dat u op 08-05-2019 bent gesommeerd de woning te verlaten.
Wij zijn van mening dat er een situatie is ontstaan van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om van het wettelijk kader af te wijken. U wordt door de ontstane situatie onevenredig benadeeld en er zijn onvoldoende alternatieven om u met een woonadres te registreren in de BRP.”
2.6.
De vraag staat centraal of [eiser] , door zich in te schrijven op het adres [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] , jegens [gedaagde sub 1] c.s. tekort schiet in de nakoming van zijn contractuele verplichting en zo ja, of die tekortkoming de beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. [gedaagde sub 1] c.s. beroept zich namelijk erop dat [eiser] zich zonder toestemming heeft ingeschreven op het adres van [gedaagde sub 1] en zich niet heeft gehouden aan eerdere waarschuwingen, zodat de bij brieven van 7 maart en 6 mei 2019 aan [eiser] medegedeelde opzegging c.q. beëindiging tot gevolg heeft gehad dat de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd. [gedaagde sub 1] c.s. motiveert haar standpunt dat de huurovereenkomst op 30 april 2019 is geëindigd door te verwijzen naar de Recron-voorwaarden met de stelling dat zij (kennelijk op grond van het bepaalde in artikel 11 lid 1) bevoegd was tot het doen van die opzegging. In het onderhavige geval meent [gedaagde sub 1] c.s. dat zij die bevoegdheid kon ontlenen om de overeenkomst op te zeggen of te beëindigen, omdat [eiser] , door zich in te schrijven in het GBA, in zodanige mate jegens haar is tekortgeschoten, dat van [gedaagde sub 1] c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd dat de overeenkomst werd voortgezet.
2.7.
Om te bepalen in hoeverre in het onderhavige geval de bedoelde maatstaven een opzeggingsbevoegdheid creëren, moeten de over en weer bij het eindigen van de huur betrokken belangen worden vastgesteld. Van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. is, voor zover relevant, het volgende aangevoerd:
-a- Indien [gedaagde sub 1] c.s. zou toestaan dat [eiser] permanent ingeschreven staat op het adres van [gedaagde sub 1] c.s., zou zij in strijd handelen met haar verplichtingen uit de exploitatievergunning van de gemeente Dronten.
-b- De essentie van de huurovereenkomst bestaat in het recreatieve karakter van het daarin voorziene verblijf zonder semi permanente bewoners. Indien [gedaagde sub 1] c.s. niet tegen [eiser] zou optreden, zou het voortbestaan van het [gedaagde sub 1] in het geding komen.
-c- Van onevenredige benadeling van [eiser] is geen sprake. Het verstrekte briefadres maakt dat niet anders.
2.8.
Nu de gemeente Dronten zich op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] zich op het adres van [gedaagde sub 1] c.s. dient in te schrijven op grond van de bepalingen in de BRP en tevens een tijdelijk briefadres aan [eiser] heeft verstrekt, is het belang om te voldoen aan de exploitatievergunning van de gemeente Dronten (wat daar ook van zij) kennelijk komen te vervallen. Voor het naleven van de bestemmingsplanvoorschriften of exploitatievoorschriften bestond echter op 9 mei 2019 in zoverre geen aanleiding meer, dat de inschrijving van [eiser] op het adres van [gedaagde sub 1] c.s. door de brief van de gemeente (min of meer) is gelegaliseerd. Gezien het besluit van de gemeente valt dan ook niet in te zien welk belang [gedaagde sub 1] c.s. erbij heeft dat de exploitatievoorschriften worden nageleefd. Het een en ander neemt niet weg dat [gedaagde sub 1] c.s. jegens de gemeente Dronten op grond van de contractuele bestemming mogelijk verplicht is om een recreatiebedrijf te voeren, waaruit, naar [eiser] niet heeft bestreden, voortvloeit dat zij geen standplaatsen verhuurt met inschrijving in het GBA. Hierin ligt wel een belang van [gedaagde sub 1] c.s. om tegen op te treden. [gedaagde sub 1] c.s. heeft evenwel verzuimd om het gewicht van dit belang toe te lichten, temeer [eiser] ook niet permanent op het terrein verblijft zoals in de overeenkomst opgenomen; periode van november tot en met februari.
2.9.
Uit het enkele feit dat het overeengekomen recreatieve karakter van het verblijf van [eiser] een ‘essentieel’ onderdeel van de overeenkomst uitmaakt, blijkt op zichzelf niet voldoende concreet welk belang [gedaagde sub 1] c.s. heeft bij de handhaving daarvan, temeer kennelijk (semi)permanente bewoning gedurende een periode van acht maanden wel is toegestaan. Niet valt, gelet op bovengenoemde omstandigheden in te zien, waarom inschrijving in het GBA op het adres van [gedaagde sub 1] c.s. niet kan worden toegestaan.
2.10.
Aan het belang van [eiser] bij voortzetting van de huurovereenkomst komt dan ook in de ogen van de kantonrechter een zodanig gewicht toe, dat de daar tegenoverstaande belangen van [gedaagde sub 1] c.s. van onvoldoende gewicht zijn om te kunnen concluderen dat op grond van de tekortkoming van [eiser] , de inschrijving in GBA en de schriftelijke waarschuwing van december 2018 van [gedaagde sub 1] c.s., naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verlangd kon worden om de huurovereenkomst nog langer te laten voortduren. In dit verband verdient nog opmerking dat niet onaannemelijk is dat de inschrijving door [eiser] van overheidswege gelegaliseerd zal blijven, terwijl, indien dit toch anders zal blijken te zijn, het primair aan het verantwoordelijke overheidsorgaan is om te besluiten over handhavend optreden. De mogelijkheid van een andere uitkomst en, in dat geval, van handhaving is onvoldoende om de thans te maken belangenafweging ten gunste van [gedaagde sub 1] c.s. te doen uitvallen.
2.11.
De vorderingen van [eiser] komen voor toewijzing in aanmerking, behoudens ten aanzien van de verplichting tot verstrekking van de post. Aangenomen mag worden dat [gedaagde sub 1] c.s. de op het adres gezonden post aan [eiser] ook aan [eiser] ter beschikking zal stellen.
2.12.
[gedaagde sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de ‘Overeenkomst Vaste Plaatsen’ door [gedaagde sub 1] c.s. niet rechtsgeldig is beëindigd respectievelijk ontbonden;
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot nakoming van de ‘Overeenkomst Vaste Plaatsen’ tussen partijen totdat deze rechtsgeldig zal zijn beëindigd door aan [eiser] toegang te geven tot zijn campingplaats [campingplaats] , het gehuurde te voorzien van water, gas en elektra zoals tussen partijen overeengekomen en aan eiser een toegangspas te verschaffen, voor de duur van de overeenkomst onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor ieder dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 5.000,00 dat gedaagden tekortschieten in de nakoming van voornoemde verplichtingen;
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. binnen twee dagen na het vonnis schriftelijk toestemming te verlenen tot inschrijving van [eiser] in het GBA van de gemeente Dronten op het adres [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] (staplaats [campingplaats] ) onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor ieder dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 5.000,00 dat gedaagden tekortschieten in de nakoming van voornoemde verplichtingen;
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 437,27, waarin begrepen € 240,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. R.M. Berendsen, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op …………..