ECLI:NL:RBMNE:2019:4476

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
UTR 19/1367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2019 uitspraak gedaan op het verzet van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht tegen de uitspraak van 11 juni 2019. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant gegrond verklaard, omdat deze ten onrechte geen vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar had gekregen. De rechtbank had toen bepaald dat de opposant € 1.278,52 aan proceskosten moest betalen. De opposant was het niet eens met deze hoogte van de proceskosten en heeft verzet aangetekend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de proceskosten niet correct waren berekend. De opposant stelde dat de proceskosten op € 1.018,52 moesten worden vastgesteld, maar de rechtbank heeft dit niet gevolgd. De rechtbank heeft de proceskosten opnieuw berekend en vastgesteld op € 1.020,52, waarbij rekening is gehouden met de juiste waardering per punt en de wegingsfactoren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 11 juni 2019 onjuist was wat betreft de hoogte van de proceskosten, en heeft het verzet gegrond verklaard.

De beslissing houdt in dat de uitspraak van 11 juni 2019 vervalt voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de proceskosten. De opposant is veroordeeld tot betaling van € 1.020,52 aan proceskosten en moet het griffierecht vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2019 op het verzet van

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzet dat opposant heeft ingediend tegen de uitspraak van
11 juni 2019. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep dat is ingediend tegen de uitspraak van verweerder van 18 februari 2019 gegrond verklaard.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 11 juni 2019 het beroep gegrond verklaard omdat opposant ten onrechte geen vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar heeft toegekend en bepaald dat opposant een bedrag van € 1.278,52 aan proceskosten moet betalen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 11 juni 2019 niet juist omdat de hoogte van de proceskosten niet juist is vastgesteld. Wanneer de proceskosten vastgesteld worden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, geldt naar de mening van opposant dat de proceskosten vastgesteld dienen te worden op € 1.018,52 (het indienen van een bezwaarschrift € 254,-, aanwezig zijn bij de hoorzitting € 254,-, het indienen van een beroepschrift € 254,- en het taxatierapport € 256,52).
3. Opposant heeft de proceskosten voor het indienen van het beroepschrift berekend op
€ 254,-. De rechtbank volgt dit niet. Voor het indienen van het beroepschrift geldt 1 punt met een waarde per punt van € 512,-. In de uitspraak van 11 juni 2019 is de wegingsfactor in beroep terecht vastgesteld op 0,5. Dit betekent dat opposant de helft van € 512,- dient te vergoeden, te weten € 256,-.
4. De rechtbank stelt de proceskosten die opposant moet betalen vast op € 1.020,52 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 254,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het aanwezig zijn bij de hoorzitting, met een waarde per punt van € 254,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 0,5 en € 256,52 voor het ingebrachte taxatierapport (4 uur, € 53,- per uur vermeerderd met btw)).
5. De rechtbank is het eens met opposant dat de rechtbank in de uitspraak van 11 juni 2019 de proceskosten die vergoed moeten worden onjuist heeft vastgesteld. Dit betekent dat opposant hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 11 juni 2019 vervalt voor zover dit gaat over de hoogte van de proceskosten (artikel 8:55, lid 9, Awb). Dit betekent dat opposant het griffierecht alsnog moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de uitspraak van de rechtbank van 11 juni 2019 vervallen voor zover dit gaat over de hoogte van de proceskosten;
- veroordeelt opposant tot betaling van € 1.020,52 aan proceskosten;
- bepaalt dat opposant het griffierecht dat is betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van R. van Doorn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
griffier rechter
is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.