ECLI:NL:RBMNE:2019:4600

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
UTR 19/1543
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet terugkomen op WAO-uitkering en ongegrondverklaring bezwaar

Op 13 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. van den Os, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door S.N. Westmaas. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de verweerder, waarin werd meegedeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op een eerdere beslissing van 19 september 2016, waarin eiseres geen WAO-uitkering werd toegekend. Eiseres had zich op 18 juni 2001 ziek gemeld en ontving tot 28 maart 2012 een WAO-uitkering. Na een herbeoordeling in 2016 werd eiseres als minder dan 15% arbeidsongeschikt beoordeeld, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 23 juli 2019 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar echtgenoot en gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages en de argumenten van eiseres dat de medische beoordeling onjuist was. Eiseres verwees naar brieven van haar bedrijfsarts, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wijziging in de beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank volgde de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking en dat de eerdere beoordeling van de klachten van eiseres correct was.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2018 heeft verweerder aan eiseres mee gedeeld niet terug te komen op de beslissing van 19 september 2016 omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die ertoe leiden dat die beslissing onjuist is.
Bij besluit van 18 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2019. Eiseres is niet op de zitting gekomen, maar is vertegenwoordigd door zowel haar echtgenoot als haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft zich op 18 juni 2001 ziek gemeld voor haar werk als interieurverzorgster voor 40 uur per week. Per 17 juni 2002 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen omdat zij 80-100% arbeidsongeschikt werd geacht. Per 27 januari 2012 is eiseres minder dan 15% arbeidsongeschikt geacht en de uitkering is per 28 maart 2012 beëindigd. Het bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard. Op 14 juni 2016 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling. Bij besluit van 19 september 2016 heeft verweerder beslist dat eiseres per 12 juli 2016 geen WAO-uitkering krijgt omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het bezwaar hiertegen is bij besluit van 18 januari 2017 ongegrond verklaard. Op 28 januari 2018 heeft eiseres een brief met medische informatie aan verweerder gestuurd en opnieuw om een WAO-uitkering gevraagd. Er is vervolgens telefonisch contact geweest waarbij eiseres heeft aangegeven dat het onderzoek en de beslissing uit september 2016 volgens haar niet juist zijn geweest. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen aanleiding is om terug te komen op de beslissing van 19 september 2016 omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Daarnaast is er geen sprake van een toename van de beperkingen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische rapportages.
3. Eiseres heeft haar grond dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht ter zitting ingetrokken.
4. Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat de medische beoordeling onjuist is. Zij verwijst hierbij naar brieven van bedrijfsarts [A] van 14 oktober 2018 en 17 februari 2019. Verzekeringsarts bezwaar en beroep B. Frenay is volgens eiseres onvoldoende op deze rapporten ingegaan en heeft de conclusies van [A] ten onrechte niet overgenomen. Bovendien is de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uitgebreid genoeg ingegaan op de rapporten van [A] en is onvoldoende gemotiveerd waarom de conclusies van [A] niet gevolgd worden. Er moet volgens eiseres een urenbeperking aangenomen worden, vanwege haar klachten en benodigde recuperatietijd. Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat met de rapporten van [A] voldoende twijfel is gezaaid aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank moet daarom een deskundige benoemen.
5. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Frenay heeft, zo blijkt uit het rapport van
17 januari 2019 het dossier bestudeerd, de hoorzitting bijgewoond en informatie van de behandelend sector in de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle medische informatie over eiseres van de afgelopen jaren besproken in de rapportage. Daarnaast gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook uitgebreid (bijvoorbeeld op pagina 8 en pagina 10 van het rapport) in op de brieven van bedrijfsarts [A] . [A] heeft in zijn stukken de testen door het CVS/ME-centrum van 11 januari 2018 beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in de beschouwing weliswaar niet expliciet aan dat zij het oneens is met [A] , maar uit de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gegeven zelfstandige beoordeling van de testen van het CVS/ME-centrum blijkt dat dit wel het geval is. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Frenay heeft vervolgens in beroep opnieuw op de gronden van eiseres gereageerd en herhaald dat de klachten en beperkingen van eiseres al langer bekend zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat al eerder rekening is gehouden met de klachten van eiseres. Al in 2005 wordt in het huisartsenjournaal gesproken over vermoeidheid en in een brief van 9 januari 2007 wordt als conclusie chronische pijn en chronische vermoeidheid/fibromyalgie genoemd. Er werden destijds al forse beperkingen voor aangenomen. Als doel van de behandeling werd herstel van de extreme vermoeidheidsklachten genoemd. In deze feiten en omstandigheden kan nauwelijks tot geen wijziging meer optreden, aldus Frenay. De rechtbank kan deze motivering waarom geen sprake is van nieuwe feiten volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank kan ook volgen dat geen urenbeperking is aangenomen. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gemotiveerd dat er geen sprake is van een aandoening die leidt tot energetische beperkingen, er geen sprake is van een preventieve grond of van verminderde beschikbaarheid op grond waarvan een urenbeperking moet worden aangenomen. In de rapportage van 25 maart 2019 vult ze aan dat volgens het protocol CVS, hoewel rust bij kan dragen tot herstel, bij inhoudelijk licht fysiek en mentaal werk geen medische reden bestaat om tot een urenbeperking te komen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en verweerder. Er is daarom geen reden een deskundige te benoemen. Het verzoek wordt afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Dalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.