ECLI:NL:RBMNE:2019:4611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
C/16/16/615 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei wegens tekortkomingen in de sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die niet voldeed aan zijn verplichtingen. De schuldenaar, geboren in 1971, had een aanzienlijke schuldenlast en was in schuldsanering sinds 17 augustus 2016. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de schuldenaar niet had voldaan aan de sollicitatieplicht, ondanks dat hij een ontheffing had gekregen onder de voorwaarde dat hij zich zou laten opereren aan zijn knie. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet voldoende inspanningen had geleverd om zijn fysieke gesteldheid te verbeteren, waardoor hij niet in staat was om fulltime te werken. De saneringsbewindvoerder had geadviseerd om de schuldsaneringsregeling niet te verlengen en geen schone lei te verlenen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de schuldenaar toerekenbaar waren en dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een verlenging van de regeling rechtvaardigden. De schuldsaneringsregeling werd beëindigd zonder schone lei, en de vergoeding voor de bewindvoerder werd vastgesteld op € 2.718,82 inclusief BTW.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/16/615 R
uitspraakdatum: 27 augustus 2019
uitspraak op grond van artikel 354 van de Faillissementswet
(“einduitspraak geen schone lei”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 17 augustus 2016 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [schuldenaar] .

1.Procedure

1.1.
De rechtbank heeft geen verificatievergadering bepaald, aangezien het uit te delen actief na aftrek van de boedelkosten minder dan € 2.000,00 bedraagt.
1.2.
Op 15 augustus 2019 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 van de Faillissementswet plaatsgevonden. Op deze terechtzitting is verschenen:
- mevrouw [A] , waarnemend voor de saneringsbewindvoerder mevrouw [B] .
1.3.
Per e-mail van 13 augustus 2019 aan de saneringsbewindvoerder heeft de echtgenote van [schuldenaar] , mevrouw [C] , bericht dat zij beiden niet aanwezig kunnen zijn op de zitting. Zij hebben aangegeven de uitspraak af te zullen wachten.

2.De feiten en standpunten

2.1.
Ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling had [schuldenaar] , tezamen met zijn echtgenote [C] met wie hij in gemeenschap van goederen is gehuwd, een schuldenlast van preferent € 3.595,00 en concurrent € 56.702,66 aan vijfentwintig schuldeisers.
2.2.
Het boedelsaldo bedroeg op 16 mei 2019 € 3.688,00.
2.3.
In het door de saneringsbewindvoerder opgestelde eindverslag van 16 mei 2019 stelt de saneringsbewindvoerder dat [schuldenaar] niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voor hem gelden. Hij heeft in de periode van september 2016 tot februari 2018 niet voldaan aan de sollicitatieverplichting. Van 9 maart 2018 tot en met 1 mei 2018 gold een ontheffing van de sollicitatieplicht, onder de voorwaarde dat [schuldenaar] zich daadwerkelijk zou laten opereren aan zijn knie. Tot op heden heeft [schuldenaar] zich niet laten opereren. De bewindvoerder acht het verwijtbaar dat [schuldenaar] zich niet heeft laten opereren aan zijn knie, aangezien [schuldenaar] na herstel van de operatie meer uren kan gaan werken dan de huidige arbeidsomvang en zodoende meer baten voor de boedel kan genereren.
Ter zitting heeft de schuldsaneringsbewindvoerder naar voren gebracht dat [schuldenaar] (en [C] ) ook een boedelachterstand heeft laten ontstaan van € 383,76 (tot en met juli 2019).
De saneringsbewindvoerder adviseert de rechtbank om [schuldenaar] geen schone lei te verlenen, maar de schuldsaneringsregeling te verlengen met tenminste een jaar.
2.4.
[schuldenaar] is niet op de zitting verschenen en heeft geen (schriftelijk) verweer gevoerd.

3.Beoordeling

3.1.
[schuldenaar] kampt al jaren met knieklachten. Hij werkt 10 uur per week bij [bedrijfsnaam] B.V. Tijdens de toelatingszitting op 8 augustus 2016 is de inspanningsverplichting van de schuldsaneringsregeling uitdrukkelijk met [schuldenaar] besproken. Hem is voorgehouden dat een ontheffing van de (aanvullende) sollicitatieplicht alleen mogelijk is op basis van medische stukken.
3.2.
Op 23 november 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met een gerechtssecretaris. In dit gesprek is [schuldenaar] nogmaals gewezen op de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waaronder de sollicitatieverplichting. Tijdens het gesprek heeft [schuldenaar] aangegeven dat hij geopereerd moet worden aan zijn knie, maar dat hij tot dan toe geen afspraak voor een operatie heeft gemaakt, omdat hij een operatie niet aandurft.
Tijdens het gesprek is besproken dat [schuldenaar] rekening moet houden met een verlenging van de schuldsaneringsregeling, omdat de knieoperatie door zijn toedoen (minstens) een jaar later zal plaatsvinden, waardoor hij ook pas een jaar later in staat is om fulltime te gaan werken.
3.3.
Bij brief van 12 april 2018 heeft de rechter-commissaris op basis van de overgelegde stukken ontheffing verleend van de sollicitatieplicht van 9 maart 2018 tot 1 mei 2018, onder de voorwaarde dat [schuldenaar] zich daadwerkelijk zou laten opereren binnen die termijn. Sindsdien heeft [schuldenaar] geen informatie verstrekt over de operatie en heeft hij ook niet aanvullend gesolliciteerd.
3.4.
Bij brief van 23 april 2019 is [schuldenaar] namens de rechter-commissaris erop gewezen dat hij de saneringsbewindvoerder op de hoogte moet stellen over de gang van zaken met betrekking tot de knieoperatie. Ook na deze brief heeft [schuldenaar] geen informatie verstrekt over de operatie en heeft hij ook niet aanvullend gesolliciteerd.
3.5.
Uitgangspunt in de schuldsaneringsregeling is dat [schuldenaar] fulltime moet werken. Tot zijn inspanningsplicht hoort ook dat hij moet werken aan zijn fysieke gesteldheid teneinde zo veel mogelijk baten te realiseren voor zijn schuldeisers. Door de rechter-commissaris is een ontheffing van de (aanvullende) sollicitatieplicht gegeven voor een bepaalde termijn en onder de voorwaarde dat [schuldenaar] zich daadwerkelijk zou laten opereren binnen die termijn. Nu [schuldenaar] zich niet heeft laten opereren aan zijn knie, is de voorwaarde die verbonden was aan de ontheffing niet vervuld. Er is dus geen sprake van een ontheffing van de sollicitatieplicht. Nu [schuldenaar] niet fulltime heeft gewerkt en zich ook niet heeft ingespannen om zijn fysieke gesteldheid zodanig te verbeteren dat hij wel fulltime zou kunnen werken, staat vast dat [schuldenaar] vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet heeft voldaan aan de (aanvullende) sollicitatieplicht. Daarnaast is ter zitting gebleken dat [schuldenaar] en zijn partner tot en met juli 2019 een boedelachterstand van € 383,76 hebben laten ontstaan. [schuldenaar] is meerdere keren gewezen op zijn verplichtingen en de consequenties van het niet-nakomen daarvan. In ieder geval is hij hierop gewezen voordat hij toegelaten is tot de schuldsaneringsregeling en daarna ook nog door de bewindvoerder, tijdens het gesprek met de gerechtssecretaris en in voormelde brieven namens de rechter-commissaris.
De tekortkomingen kunnen aan [schuldenaar] worden toegerekend.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [schuldenaar] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
3.6. Artikel 349a lid 3 Fw biedt de mogelijkheid in uitzonderlijke gevallen – op grond van het oordeel dat er sprake is van herstelbare tekortkomingen en dat de wijze waarop [schuldenaar] overigens zijn verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling is nagekomen een “tweede kans” rechtvaardigt – de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen met maximaal twee jaar.
3.7.
Van een dergelijke uitzonderlijk geval is geen sprake. In tegendeel, [schuldenaar] heeft zich niet ingespannen om zijn fysieke gesteldheid zodanig te verbeteren dat hij wel fulltime zou kunnen werken. Er zijn geen aanwijzingen dat [schuldenaar] zich gedurende een verlenging van de regeling wel zal houden aan de verplichtingen. Nu [schuldenaar] gedurende de gehele looptijd van de regeling onvoldoende heeft gesolliciteerd, is dit bovendien niet met een verlenging van maximaal twee jaar te herstellen. De schuldsaneringsregeling zal daarom niet worden verlengd. Dat betekent dat de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] zal worden beëindigd zonder een schone lei.
3.8.
De vergoeding voor de bewindvoerder is berekend op € 2.718,82 inclusief BTW. Voor zover actief aanwezig is, kan de saneringsbewindvoerder de vergoeding als salaris opnemen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat [schuldenaar] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zonder daarbij toepassing te geven aan artikel 354 lid 2 van de Faillissementswet;
4.2.
stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.718,82 inclusief BTW en brengt dit bedrag ten laste van [schuldenaar] .
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Penders en in het openbaar uitgesproken op
27 augustus 2019. [1]