ECLI:NL:RBMNE:2019:4671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
16/659135-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met een molotovcocktail in Lelystad met levensgevaar voor aanwezigen

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk stichten van brand. De verdachte gooide op 15 november 2016 een molotovcocktail in de achtertuin van een woning in Lelystad, waar op dat moment vijf personen aanwezig waren, waaronder drie jonge kinderen. De rechtbank constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak aanzienlijk was overschreden, met meer dan twee jaar en tien maanden tussen de aanhouding van de verdachte en de uitspraak. Ondanks dat het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde, besloot de rechtbank om hiervan af te wijken, rekening houdend met de overschrijding van de termijn en de ontwikkeling van de verdachte na het delict. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 416,99 aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering voor immateriële schade van de benadeelde partij af, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659135-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 15 november 2016 in Lelystad brand heeft gesticht, terwijl hierdoor gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen is ontstaan;
subsidiair:
op 15 november 2016 in Lelystad opzettelijk een barbecue en/of een parasol en/of een of meer stoelen heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat vrijspraak is bepleit van het ontstaan van levensgevaar voor personen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Door mij werd, als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot brandstichting gepleegd tussen 15 november 2016 te 23:10 uur en 15 november 2016 23:12 uur.
Het onderzoek is verricht in een woning (rijtjeswoning) aan [adres] , [woonplaats] . [2]
Ik zag dat zich direct naast de tuindeur een houten schutting bevond. Ik zag dat op 1,5 meter vanaf de tuindeur een barbecue, gevolgd door 4 eetkamerstoelen tegen de schutting stonden. Ik zag dat er brand had gewoed ter hoogte van de barbecue. Ik zag dat er restanten van een glazen fles op de grond lagen. Ik zag tussen de glasresten ook restanten van papier liggen. Ik rook dat deze restanten riekte naar benzine. De brand is ontstaan ten gevolgen van brandstichting doordat er met een brandende molotovcocktail werd gegooid richting de tuindeur aan de achterzijde van de woning.
De brand werd omstreeks 23:00 uur gesticht. Op dit tijdstip liggen er al veel mensen te slapen. Als de brand niet tijdig was ontdekt en was geblust dan had de brand zich uit kunnen breiden naar de eetkamerstoelen, de houten schutting en vervolgens de woningen van de aangever en van zijn directe buren. Derhalve was er bij deze brandstichting sprake van gemeen gevaar voor goederen en personen. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 25 september 2019 als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt, dat ik op 15 november 2016 bij de woning aan [adres] in [woonplaats] een molotovcocktail in de tuin heb gegooid. Ik heb een fles gevuld met benzine, deze fles aangestoken en toen naar die woning gegooid. Ik wist dat er kinderen in dat huis woonden. [4]
Bewijsoverwegingen
Levensgevaar voor personen te duchten
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat ook sprake is geweest van te duchten levensgevaar voor personen, omdat uit de situatie zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt volgt dat dit levensgevaar voor personen, conform algemene ervaringsregels, voorzienbaar was (zie onder meer ECLI:HR:2009:BG1653). Dat licht zij als volgt toe. Verdachte heeft een molotovcocktail in de tuin van een woning gegooid. De brand heeft gewoed op anderhalve meter van de woning. In de woning bevond zich op dat moment een gezin van vijf personen, waaronder [slachtoffer] , [A] en drie jonge kinderen. Uit het in de bewijsmiddelen genoemde proces-verbaal sporenonderzoek volgt verder dat als de brand niet tijdig was ontdekt en geblust, de brand zich had kunnen uitbreiden naar de eetkamerstoelen, de houten schutting en vervolgens de woning van de aangever en van de directe buren.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder rubriek 5 beschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 15 november 2016 in de gemeente [woonplaats] , opzettelijk brand heeft gesticht nabij een woning gelegen aan [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
  • een molotovcocktail aangestoken en vervolgens
  • gegooid naar die woning, ten gevolge waarvan een barbecue en een parasol geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die barbecue en parasol en stoelen en een nabij gelegen schutting en omringende woningen en levensgevaar voor

[slachtoffer] en [A] en andere personen te duchten was.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om actief deel te nemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa);
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het adolescentenstrafrecht van toepassing te verklaren en rekening te houden met:
  • de proceshouding van verdachte;
  • zijn justitiële documentatie tijdens het plegen van het ten laste gelegde;
  • het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
  • de overschrijding van de redelijke termijn;
  • de reclasseringsrapportages; en
  • hetgeen het Leger des Heils over de houding en de progressie van verdachte in de periode na het ten laste gelegde feit heeft verklaard.
Tot slot heeft de raadsman verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de CoVa-training. Indien de rechtbank zich genoodzaakt ziet een gevangenisstraf op te leggen, zou deze gelijk moeten zijn aan de reeds in voorarrest doorgebrachte periode van twee dagen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is geweest. Hij heeft een molotovcocktail in de achtertuin van een woonhuis gegooid, terwijl zich daar op dat moment vijf personen, waaronder drie jonge kinderen, bevonden. Brandstichting behoort tot één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarlijke situaties voor personen en/of goederen kunnen ontstaan. Dat de materiële schade beperkt is gebleven is louter het resultaat van het adequate handelen van slachtoffers en omwonenden.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich kennelijk niet heeft bekommerd om het gevaar waaraan hij anderen heeft blootgesteld en evenmin om de gevoelens van angst en onveiligheid die zijn handelen bij zowel de bewoners als de omwonenden teweeg heeft gebracht.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een op naam van verdachte gesteld uittreksel justitiële documentatie van 14 augustus 2019;
  • een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 19 augustus 2019, uitgebracht door
L.B.J. van der Kolk, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, advies- en toezichtunit Zuid-West, waarin onder meer wordt geadviseerd om het commune strafrecht toe te passen omdat geen sprake lijkt te zijn van een verstandelijke beperking bij verdachte.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, mede gelet op de hierboven genoemde rapportage van de reclassering geen aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat iedere verdachte het recht heeft om binnen een redelijke termijn te worden berecht. De rechtbank stelt vast dat deze termijn in aanzienlijke mate is overschreden. Tussen het moment waarop de verdachte door de politie is aangehouden en voor de eerste maal is verhoord, te weten op 8 december 2016, en het moment dat in eerste aanleg vonnis wordt gewezen, 9 oktober 2019, zit meer dan twee jaren en 10 maanden. Er hebben zich geen bijzondere omstandigheden voorgedaan die de overschrijding van de termijn rechtvaardigen.
De straf
Hoewel het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, ziet de rechtbank in de overschrijding van de redelijke termijn, de persoon van verdachte en hoe hij zich na het begaan van het feit heeft ontwikkeld, aanleiding om hiervan af te wijken. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, die tot doel hebben het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen. Daarnaast dient verdachte een taakstraf van 100 uren te volbrengen, waarbij bij niet of niet naar behoren verrichten van deze taakstraf, deze zal worden vervangen door 50 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.191,99. Dit bedrag bestaat uit € 416,99 materiële schade en € 775,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van [slachtoffer] en heeft gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de grootte van de materiële schadevergoeding te matigen en gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid, omdat de aankoopbewijzen van de vernielde goederen ontbreken. Daarnaast verzoekt hij dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering voor zover deze ziet op de immateriële schade, omdat zij niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt dat de brandstichting heeft geleid tot immateriële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de vernielde barbecue en de afdekhoes komt voor vergoeding in aanmerking. [slachtoffer] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat het gevorderde bedrag de daadwerkelijk geleden schade is. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 416,99 toewijzen. vermeerderd met de door [slachtoffer] gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 416,99, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt dat de brandstichting heeft geleid tot de door haar gestelde psychische klachten. Wil er aanspraak gemaakt kunnen worden op immateriële schadevergoeding, dan moet er sprake zijn van meer dan alleen psychisch onbehagen. Het moet gaan om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Om dat te kunnen vaststellen moeten er voldoende concrete gegevens aangeleverd worden. Dat heeft [slachtoffer] niet gedaan. Uit de door haar overgelegde doorverwijzing van haar huisarts naar een psycholoog volgt slechts dat sprake is van een vermoeden van psychische klachten. Het is niet duidelijk dat dit het gevolg is van het bewezenverklaarde. De psychische klachten zijn ook niet verder onderzocht door een psycholoog. De rechtbank zal op grond van het voorgaande haar vordering voor wat betreft de immateriële schadevergoeding afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Verdachte dient zich te melden en zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 416,99;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 416,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. N.V.M. Gehlen en
W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 15 november 2016 in de gemeente [woonplaats] , opzettelijk brand heeft gesticht aan/nabij een woning gelegen aan [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- een molotov-cocktail, althans een fles gevuld met benzine, aangestoken en/of (vervolgens)
- gegooid naar die woning, althans gegooid naar die woning, althans gegooid in een bij die woning gelegen tuin, ten gevolge waarvan een barbecue en/of een parasol en/of een of meer stoelen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die barbecue en/of parasol en/of stoelen en/of een nabij gelegen schutting en/of een of meer omringende woningen en/of zich in die woningen bevindende personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer] en/of [A] en/of een of meer andere personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 november 2016 in de gemeente [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een barbecue en/of een parasol en/of een of meer stoelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [A] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een molotov-cocktail, althans een fles gevuld met benzine, aan te steken en vervolgens in de tuin van een woning gelegen aan [adres] te gooien.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL2016354861, opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van Politie eenheid Midden-Nederland, en gesloten 30 december 2016, doorgenummerd 3 tot en met 582.
2.Pagina 522.
3.Pagina 523.
4.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 25 september 2019.