In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een incassobedrijf, aangeduid als [eiseres] B.V., en haar opdrachtgever, [gedaagde] B.V. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 7.371,72, vermeerderd met contractuele vertragingsrente en proceskosten, omdat de gedaagde vier facturen onbetaald had gelaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de incasso van de vorderingen heeft belemmerd, wat volgens de algemene voorwaarden van eiseres leidde tot de verplichting om provisie te betalen.
De procedure begon met een dagvaarding door eiseres, waarop gedaagde reageerde met een conclusie van antwoord. Tijdens de comparitie op 10 oktober 2019 zijn de standpunten van beide partijen besproken. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde niet had gereageerd op meerdere verzoeken van eiseres om informatie over de debiteuren, wat als een belemmering werd beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres recht had op de gevorderde provisie.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten. De rechter benadrukte dat gedaagde niet had voldaan aan haar verplichtingen en dat de algemene voorwaarden van eiseres duidelijk waren over de provisie bij belemmering van de incasso. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, F. van der Lecq, en is uitvoerbaar bij voorraad.