ECLI:NL:RBMNE:2019:4747

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
7756548
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de aanneming van werk en terugbetaling van aanneemsom na vernietiging van de overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere eiser en een besloten vennootschap, [gedaagde] B.V., over een aannemingsovereenkomst voor de levering en installatie van een warmtepomp en zonnepanelen. De eiser, wonende te [woonplaats], vorderde terugbetaling van een bedrag van € 12.148,40, dat hij aan [gedaagde] had betaald, op grond van de stelling dat de overeenkomst een opschortende voorwaarde kende die niet was vervuld. De eiser stelde ook dat de overeenkomst vernietigd of ontbonden moest worden vanwege dwaling, omdat de installatie niet op de overeengekomen wijze kon plaatsvinden.

De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een aannemingsovereenkomst tot stand was gekomen, ondanks het verweer van [gedaagde] dat de offerte slechts een rekentool was. De rechter concludeerde dat de offerte duidelijk een opdracht tot uitvoering van de werkzaamheden inhield en dat de eiser recht had op terugbetaling van het betaalde bedrag. De rechter verwierp het verweer van [gedaagde] en oordeelde dat de overeenkomst door de eiser was vernietigd op grond van dwaling. De rechter veroordeelde [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en wees de vorderingen in reconventie van [gedaagde] af. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 7756548 AC EXPL 19-1571 MJ/1546
Vonnis van 16 oktober 2019
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij (in conventie),
verwerende partij op de tegenvordering (reconventie),
gemachtigde: mr. J. Biemond,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,onder meer zaakdoende onder de naam
[bedrijfsnaam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij (in conventie),
eisende partij met een tegenvordering (reconventie),
gemachtigde: mr. S.P.X. Hulleman.

1.De procedure

1.1.
In het tussenvonnis van 31 juli 2019 is bepaald dat een mondelinge behandeling (comparitie) zal plaatsvinden. [eiser] heeft nadien nog een conclusie van antwoord in reconventie met producties genomen. De comparitie heeft plaatsgevonden op 27 september 2019. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 30 oktober 2019. Dit vonnis wordt thans bij vervroeging uitgesproken.
2. De beoordeling van de vordering en de tegenvordering (conventie en reconventie)
2.1.
Het draait in deze zaak om de vraag of [eiser] in juni 2015 met [gedaagde] een (voorwaardelijke) overeenkomst heeft gesloten tot levering en installatie van een warmtepomp en zonnepanelen ten behoeve van zijn woning in [woonplaats] . [eiser] meent dat dit het geval is en stelt aanspraak te hebben op terugbetaling van het door hem aan [gedaagde] betaalde bedrag van € 12.148,40 omdat de overeenkomst een voorwaarde had die niet is vervuld. Verder vindt hij dat in het geval de voorwaarde wel is vervuld, de overeenkomst moet worden vernietigd of ontbonden omdat de installatie in zijn woning niet op de overeengekomen wijze kan plaatsvinden. Ook in dat geval moet het betaalde bedrag volgens hem worden terugbetaald.
[gedaagde] meent dat zij uitsluitend een overeenkomst tot het leveren van de materialen voor de installatie van de warmtepomp en de zonnepanelen heeft gesloten, zij ziet geen reden voor vernietiging of ontbinding daarvan omdat er niets mis is met de geleverde materialen en zij verlangt in reconventie dat [eiser] wordt opgedragen de bestelde zonnepanelen af te nemen.
De rechtsverhouding tussen partijen
2.2.
De kantonrechter stelt voorop dat beide partijen een beroep doen op een door [eiser] ondertekend formulier van 1 juni 2015 met de aanduiding: “
Particuliere offerte” voorzien van het logo van [bedrijfsnaam 1] en met de vermelding van het bedrijfsadres van [gedaagde] , een emailadres dat eindigt op “@ [bedrijfsnaam 1] . [.] ” en een webadres dat luidt:
www. [bedrijfsnaam 1] . [.]. De offerte geeft een opsomming van te leveren zaken (zoals boiler, lucht-warmtepomp), van installatiekosten en kent een stelpost montage. Onder het kopje
“Omzetten offerte naar order (onder voorbehoud van goedkeuring financiëring)”is de volgende tekst opgenomen:
“Hierbij geef ik opdracht om deze offerte uit te voeren. Ik betaal de materiaalkosten minimaal 7 dagen voor levering aan [bedrijfsnaam 1] . Na oplevering systeem betaal ik installatiekosten aan de installateur. Deze offerte is pas geldig na ondertekening installateur (voor dit bedrag). Bij meerkosten ben ik na goedkeuring aan deze offerte gebonden. Installateur komt na mijn akkoord op deze offerte. Aldus in tweevoud overeengekomen.”
Na deze tekst zijn twee vakken geplaatst voor “Handtekening klant (voor akkoord order met basisinstallatie)” en “Handtekening akkoord meerwerk” met in dat laatste vak de mogelijkheid de kosten van meerwerk in te vullen.
Vervolgens is in een kleinere letter nog opgenomen:
“Op het installatiewerk zijn naast eigendomsvoorbehoud de algemene leveringsvoorwaarden installerende bedrijven van toepassing. Deze vindt u opwww. [bedrijfsnaam 1] .nl/voorwaarden. (…)
Onder de offerte is achter de voorgedrukte tekst
“Uw adviseur:”getypt
“ [bedrijfsnaam 2] . [A] tel: [telefoonnummer] ”
2.3.
De kantonrechter oordeelt dat uitgaande van alleen de tekst van dit document er geen enkele twijfel over kan bestaan dat [gedaagde] opdracht krijgt van [eiser] tot installatie van de warmtepomp en de zonnepanelen en tot levering van de daarvoor benodigde overeengekomen materialen, met dien verstande dat [gedaagde] voorschrijft dat betaling van de aanneemsom moet plaatsvinden door betaling van een deel aan haar (de materiaalkosten) en een deel aan de nog niet genoemde installateur (de installatiekosten). Deze installateur zal zich na ondertekening van de offerte melden bij [eiser] zo blijkt uit de tekst “
Installateur komt na mijn akkoord op deze offerte”. Dat [gedaagde] gebruik maakt van een derde voor de installatiewerkzaamheden is niet ongebruikelijk (onderaanneming) en vormt geen reden te twijfelen dat de volledige overeenkomst gesloten wordt met [gedaagde] . Dat de offerte moet worden opgevat als een offerte van [gedaagde] volgt uit de kop ervan, de opsomming van zowel materialen als installatiewerkzaamheden, de opdracht tot uitvoering van “deze offerte” en de verwijzing naar installatievoorwaarden op de website van [gedaagde] .
2.3.1.
Het verweer van [gedaagde] dat de offerte slechts een door haar aan zelfstandig werkende adviseurs ter beschikking gestelde “rekentool” is, kan niet serieus worden genomen: de term “offerte” en vooral de voorgedrukte tekst: “Hierbij geef ik opdracht om deze offerte uit te voeren” maakt duidelijk wat het doel van het stuk is. En dat is niet het kennisnemen van de uitkomst van een rekentool. Het argument van [gedaagde] dat zij de offerte niet heeft ondertekend kan haar reeds niet baten doordat zij de “rekentool” in ieder geval beschouwt als een koopovereenkomst met [eiser] voor de te leveren materialen. Zij stelt weliswaar dat zij slechts op verzoek van adviseurs, zoals [bedrijfsnaam 2] , materialen levert, maar zij stelt niet dat zij met [bedrijfsnaam 2] de koopovereenkomst heeft gesloten. Dit moet dus ook in haar visie (door tussenkomst van [bedrijfsnaam 2] / [A] ) met [eiser] zijn geweest. Ter zitting heeft zij desgevraagd ook geantwoord dat in haar visie [A] namens [eiser] de materialen heeft besteld. Zij heeft bovendien de met [eiser] gesloten overeenkomst bevestigd met haar factuur van 25 juni 2015, waarin zij de materiaalkosten van € 12.148,40 aan [eiser] in rekening brengt met de mededeling (van [gedaagde] en dus niet van [bedrijfsnaam 2] ) dat [eiser] € 1799,- voor de installatiekosten van de warmtepomp en € 700,- voor de installatiekosten van de “ [...] ” voor 1 juli 2015 moet betalen.
2.3.2.
Het verweer van [gedaagde] dat uitsluitend [bedrijfsnaam 2] in de persoon van [A] als “partij bij deze offerte” moeten worden beschouwd, is daarmee achterhaald. Overigens was dit verweer in het geheel niet onderbouwd. [A] staat op de offerte slechts omschreven als adviseur en niet als aannemer of verkoper. Daarbij komt dat [A] de offerte met een begeleidend schrijven aan [eiser] heeft toegestuurd. In dat begeleidend schrijven noemt [A] zich op briefpapier van [bedrijfsnaam 1] “uw persoonlijke energieadviseur” met ook hier de vermelding van het vestigingsadres van [gedaagde] . Hij stelt voor dat [eiser] de offerte eerst rustig doorleest en meldt “wij nemen de komende week contact met u op (…) hoe we invulling kunnen geven aan het vervolg”. Door het gebruik van de meervoudsvorm “wij” is ook dit schrijven aan te merken als een schrijven dat in ieder geval namens [gedaagde] is verstuurd.
2.3.3.
Voor dit gebruik van haar briefpapier heeft [gedaagde] geen enkele verklaring gegeven. Het gegeven dat zij kennelijk toestaat dat offertes op haar briefpapier met een begeleidend schrijven met ook alweer haar briefpapier uitgaan, wijst er op dat hier met instemming van [gedaagde] namens haar is gehandeld. De factuur die zij vervolgens verzendt is daarvan een bevestiging.
2.3.4.
Bij dit alles komt nog dat [eiser] onweersproken door [gedaagde] heeft gesteld dat alle contacten over de installatie van de warmtepomp en de zonnepanelen werden onderhouden met de heer [B] en niet met [A] . [B] presenteerde zich volgens de toelichting van [eiser] ter zitting als “ [bedrijfsnaam 1] BV [vestigingsplaats] ” en noemde de heer [A] zijn meerdere. [eiser] heeft emailberichten overgelegd van [B] waarin het logo van [bedrijfsnaam 1] werd gebruikt evenals het e-mailadres “ [B] @ [bedrijfsnaam 1] . [.] ”. Dit alles heeft [gedaagde] niet bestreden. Haar verweer dat de heer [B] werkzaam is bij de zelfstandige Belgische tak van [bedrijfsnaam 1] en niet bij haar, kan wederom niet serieus worden genomen. De kantonrechter wijst er toch maar op dat in de e-mailberichten [B] het vestigingsadres van [gedaagde] noemt.
2.4.
Alles bijeen genomen is het duidelijk: [eiser] heeft een aannemingsovereenkomst met koopaspecten gesloten met [gedaagde] en hij heeft op grond van die overeenkomst aan [gedaagde] het bedrag betaald dat hij nu van [gedaagde] terugvordert. Het verweer van [gedaagde] is tegen beter weten in en geen reclame voor haar onderneming.
2.5.
Dan resteert nog het standpunt van [eiser] dat de met [gedaagde] gesloten overeenkomst slechts voorwaardelijk is tot stand gekomen. Er zou volgens [eiser] moeten zijn voldaan aan de voorwaarde: “
Deze offerte is pas geldig na ondertekening installateur (voor dit bedrag)”. Nu daar niet aan is voldaan, is de overeenkomst volgens [eiser] nimmer van kracht geworden. Over dit standpunt kan de kantonrechter kort zijn: de overeenkomst is door beide partijen (in ieder geval deels) uitgevoerd en is daarmee uiteindelijk onvoorwaardelijk tot stand gekomen. Dit standpunt wordt verworpen.
Moet [gedaagde] het bedrag terugbetalen? Ja, op grond van vernietiging van de overeenkomst
2.6.
[eiser] heeft daarnaast aangevoerd dat hij de overeenkomst met [gedaagde] heeft vernietigd op grond van dwaling. Hij heeft inderdaad in de door hem overgelegde brief van 23 oktober 2015 verklaard de overeenkomst te vernietigen. [gedaagde] heeft niet bestreden dat deze verklaring aan haar is uitgebracht. Verder heeft [gedaagde] niet de gronden voor de dwaling bestreden:
  • dat [gedaagde] (de heer [B] ) voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ten onrechte heeft gezegd dat de cv-installatie van [eiser] “prima” vervangen kon worden door een warmtepompinstallatie met daarbij het advies een boiler van 300 liter in plaats van 200 liter te nemen
  • dat [gedaagde] in de offerte ten onrechte concrete energiebesparingen heeft genoemd.
De kantonrechter stelt vast dat niet is bestreden dat de offerte van [gedaagde] is afgestemd op nieuwbouw woningen en dat [gedaagde] geen rekening heeft gehouden met constructieverschillen en warmteverliezen in vooroorlogse woningen, zoals de woning van [eiser] is. [gedaagde] heeft niet bestreden dat in de woning van [eiser] behoorlijke aanvullende bouwkundige aanpassingen moeten plaatsvinden om de aanleg van de geoffreerde installatie mogelijk te maken. Er kan dan niet gesproken worden van een “prima” te vervangen cv-installatie. [eiser] heeft verder voldoende onderbouwd dat in zijn geval de voorgespiegelde rendementen onwaarschijnlijk zijn. [eiser] behoefde op zulke bouwkundige aanpassingen niet bedacht te zijn en hij hoefde ook niet genoegen te nemen met de grote onzekerheid over de voorgespiegelde rendementen. Er is derhalve sprake van dat de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling aan de zijde van [eiser] en deze zou bij juiste voorstelling van zaken niet (in deze vorm) zijn gesloten. De dwaling is een gevolg van de inlichtingen van [gedaagde] . Daarmee is voldaan aan de vereisten voor vernietiging van de overeenkomst. De gevraagde verklaring van recht zal worden afgegeven. [gedaagde] zal worden veroordeeld het op grond van de overeenkomst al betaalde bedrag van € 12.148,40 terug te betalen. Het spreekt voor zich dat [eiser] de hem geleverde materialen weer aan [gedaagde] ter beschikking moet stellen, zodat [gedaagde] deze bij hem kan ophalen. [gedaagde] is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 28 oktober 2015 (5 dagen na de brief van [eiser] van 23 oktober 2015).
2.7.
De vordering van [gedaagde] in reconventie zal gelet op dit oordeel worden afgewezen.
2.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 104,39
- griffierecht € 231,00
- salaris gemachtigde €
720,00(2 punten x tarief € 360,00)
Totaal € 1.055,39
De gevraagde proceskostenveroordeling houdt ook een veroordeling in tot betaling van de eventuele nakosten overeenkomstig de landelijke tarieven.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden in reconventie begroot op:
- salaris gemachtigde € 210,00 (2 punten x 50% x tarief € 210,00)

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen door [eiser] is vernietigd met zijn verklaring van 23 oktober 2015;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 12.148,40 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 oktober 2015 tot de voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.055,39, waarin begrepen € 720,- aan salaris gemachtigde en van de nakosten overeenkomstig de landelijke tarieven;
3.4.
verklaart dit vonnis voor de onderdelen 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 210,00 aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.