8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaar schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Hij heeft op twee momenten ook kinderpornografisch materiaal verspreid. Van het in het bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen heeft verdachte een gewoonte gemaakt. De strekking van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dergelijk misbruik. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het misbruik van kinderen voor de productie van deze afbeeldingen. Bij het maken van kinderporno wordt immers op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de betrokken kinderen. Vaak zeer jonge kinderen worden door volwassenen gedwongen om zeer vergaande seksuele handelingen uit te voeren of te ondergaan. Dergelijk seksueel misbruik zal in de regel leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij de betrokken kinderen. Daarbij is het een gegeven dat kinderpornografisch materiaal op internet circuleert, hetgeen betekent dat de betrokken kinderen tot in lengte van jaren slachtoffer kunnen blijven. Verdachte heeft bij dit grove seksuele misbruik kennelijk niet of onvoldoende stilgestaan en zich slechts bekommerd om zijn eigen behoeftebevrediging.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van dierenpornografisch beeldmateriaal. Voor de vervaardiging van dit beeldmateriaal zijn dieren misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen. Ook hiervoor geldt dat door de vraag naar dergelijke afbeeldingen de productie ervan en het misbruik waarmee dit gepaard gaat in stand wordt gehouden.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 augustus 2019;
- een reclasseringsadvies van 20 december 2018, uitgebracht door E. Strasek, reclasseringswerker;
- een reclasseringsadvies van 23 mei 2019, uitgebracht door R.T.M. Holthuisen, reclasseringswerker;
- een e-mailbericht van 5 september 2019 van R. Holthuisen, reclasseringswerker.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies van 20 december 2018 volgt dat verdachte al jaren te kampen heeft met (psychische) problematiek en dat de draaglast met betrekking tot de echtscheiding en het overlijden van meerdere familieleden de draagkracht te boven ging. Verder volgt uit dit advies dat verdachte in behandeling is gegaan en dat hij zich daarvoor goed inzet. Als beschermende factoren kunnen daarnaast worden genoemd dat verdachte zich gesteund voelt door zijn moeder, dat hij beschikt over stabiele huisvesting en over werk en inkomen, dat er geen sprake is van financiële problematiek, er sprake is van een sociaal netwerk en er geen aanwijzingen zijn voor (problematisch) middelengebruik. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering en een ambulante behandeling ondergaat.
Uit het reclasseringsadvies van 23 mei 2019 volgt dat verdachte sinds anderhalf jaar vrijwillig in behandeling is bij De Waag en dat verdachte hierin een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Een meldplicht en een behandelverplichting acht de reclassering niet meer noodzakelijk, nu verdachte al geruime tijd vrijwillig onder behandeling staat. De reclassering schat in dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is om de behandeling ook zonder verplicht kader te continueren. Een voorwaardelijke straf kan hem hierbij wel ondersteunen.
In zijn e-mailbericht van 5 september 2019 heeft de reclasseringswerker verklaard dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf ten koste zal gaan van de reeds ingezette hulpverlening en dat verdachte gebaat is bij continuering van de behandeling bij De Waag.
Straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een gewoonte maken van het
in bezit hebbenvan kinderpornografisch materiaal uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar. Het oriëntatiepunt voor het
verspreidenvan kinderpornografisch materiaal gaat eveneens uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar.
Bij de strafoplegging weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee de lange periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van pornografisch materiaal, de grote hoeveelheid afbeeldingen die bij verdachte zijn aangetroffen en de (jonge) leeftijd van de minderjarigen die op de aangetroffen afbeeldingen stonden.
In het voordeel van verdachte weegt het volgende mee. Vanaf het moment dat de politie zijn woning betrad, heeft verdachte volledig meegewerkt met het politieonderzoek en heeft hij direct openheid van zaken gegeven. Verdachte heeft zich rekenschap gegeven van het verwerpelijke van zijn gedragingen. Niet alleen in woorden, maar ook in daden. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting uitgebreid spijt betuigd. Naar het oordeel van de rechtbank is hij daarin authentiek, hetgeen mede blijkt uit het feit dat hij direct hulp heeft gezocht, nu al anderhalf jaar in behandeling is en daarin volgens zijn behandelaren stappen maakt. Het recidiverisico wordt door de reclassering, op basis van gesprekken met zijn behandelaar, ingeschat als laag. Daarbij speelt een rol dat de schaamte voor zijn handelen bij verdachte heel ver gaat. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zijn behandeling wenst voort te zetten, ongeacht de uitkomst van de onderhavige procedure.
In de persoon van verdachte, de reeds ingezette hulpverlening, het belang bij voortzetting daarvan, het blanco strafblad en de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ten aanzien van deze verdachte geen doel meer dient in het kader van speciale preventie. De rechtbank acht het van groot belang dat de reeds ingezette behandeling niet doorkruist zal worden door een detentie. Tegelijkertijd acht de rechtbank van belang dat de verwerpelijke handelingen van verdachte worden vergolden en dat van een straf een generaal preventieve werking uitgaat. Om die reden zal de rechtbank de maximale taakstraf opleggen en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank als voorwaarde verbinden dat de behandeling wordt voortgezet en daarbij een proeftijd van 3 jaar vaststellen. Verdachte is weliswaar gemotiveerd de behandeling voort te zetten, maar de rechtbank acht het voortduren van deze behandeling en het voorkomen van een terugval bij verdachte van dusdanig groot belang dat zij een verplicht kader voor een periode van drie jaar noodzakelijk acht. Gelet op het bepaalde in artikel 22b Wetboek van Strafrecht zal eveneens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd van één dag.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Dit houdt deels verband met het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet komt tot bewezenverklaring van een gewoonte maken van het verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. Voorts houdt de rechtbank in sterkere mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hierboven weergegeven. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van de maximale duur van 240 uren en daarnaast een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 364 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden is. Naast de algemene voorwaarden, zal als bijzondere voorwaarde gelden dat verdachte zich onder behandeling zal blijven stellen van De Waag, op de tijden en plaatsen als door of namens de reclassering aan te geven, teneinde de reeds ingezette behandeling voort te zetten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.