ECLI:NL:RBMNE:2019:4787
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie opgelegd aan werkgever wegens onvoldoende benutten re-integratiemogelijkheden in het tweede spoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (verweerder) over een loonsanctie. De werkgever had een loonsanctie opgelegd gekregen omdat zij de re-integratiemogelijkheden van haar werkneemster in het tweede spoor onvoldoende had benut. De rechtbank oordeelde dat de werkgever niet kon aantonen dat deelname aan een activatieprogramma bij een behandelaar een voortzetting van het tweede spoortraject was. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat het activatieprogramma de re-integratiemogelijkheden van de werkneemster positief had beïnvloed, omdat er geen informatie beschikbaar was over de inhoud van het programma en de effectiviteit ervan op de re-integratie. De rechtbank concludeerde dat de werkgever vanaf juli 2017 onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht en dat de loonsanctie terecht was opgelegd. Het beroep van de werkgever werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.