ECLI:NL:RBMNE:2019:4820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
C/16/489327 / JE RK 19-2112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.W.G. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige en wijziging van zorgregeling

Op 18 oktober 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een beschikking uitgesproken in de zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [2013]. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, die zorgen had over de thuissituatie van [minderjarige] bij zijn moeder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd zorgen zijn over de ontwikkeling en verzorging van [minderjarige]. De moeder vertoonde problematisch gedrag, waaronder het gebruik van cocaïne en een gebrek aan stabiliteit in haar emoties, wat een onveilige situatie voor [minderjarige] creëerde. De GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn vader, alsook om een wijziging van de zorgregeling. De vader stemde in met de verzoeken, terwijl de moeder haar zorgen uitte over de mogelijke uithuisplaatsing.

Na beoordeling van de feiten en de standpunten van de ouders, heeft de kinderrechter besloten om de verzoeken van de GI toe te wijzen. De kinderrechter oordeelde dat het in het belang van [minderjarige] was om bij zijn vader te wonen, zodat de moeder de tijd kreeg om aan haar eigen problemen te werken. De GI werd belast met het gezag over [minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zorgregeling tussen [minderjarige] en zijn moeder werd vastgesteld met begeleide bezoeken, die konden worden uitgebreid afhankelijk van de voortgang.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens:
C/16/489319 / JE RK 19-2110 (uithuisplaatsing)
C/16/489323 / JE RK 19-2111 (wijziging zorgregeling)
C/16/489327 / JE RK 19-2112 (gedeeltelijk gezag)
datum uitspraak: 18 oktober 2019
Beschikking machtiging uithuisplaatsing, wijziging zorgregeling en gedeeltelijk gezag
in de zaak van
Samen Veilig Midden Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Utrecht.
Betreffende
[minderjarige], geboren op [2013] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoeken van de GI van 4 oktober 2019.
Op 18 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door beide ouders. [minderjarige] woont bij zijn moeder.
Bij beschikking van 30 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 19 september 2020.

Het verzoek van de GI

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij zijn vader voor de duur van de ondertoezichtstelling;
  • een verdeling van zorg- en opvoedtaken vast te stellen tussen [minderjarige] en zijn moeder waarbij wordt gestart met twee keer een door een professional begeleide omgang. Wanneer dit goed verloopt (wanneer de moeder zich stabiel toont en haar eigen problematiek buiten [minderjarige] kan houden) is de GI voornemens om dit uit te breiden naar een middag, daarna een dag en mogelijk daarna naar een nacht logeren;
  • te bepalen dat het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de GI met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling.
Er zijn al langere tijd zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] bij zijn moeder. Volgens de GI zijn deze zorgen de laatste maand sterk toegenomen. Hulpverlening komt moeizaam op gang, de moeder geeft geen gevolg aan logopedie afspraken, [minderjarige] volgt geen zwemles en heeft weinig speelafspraakjes. Hij blijft achter in zijn ontwikkeling en vindt geen aansluiting bij andere kinderen. Er zijn zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder. Ze is wisselvallig in haar emoties en daardoor onvoorspelbaar en onveilig voor [minderjarige] . De moeder is zwanger, gebruikt cocaïne en uit zich (verbaal) agressief. Het lukt niet om met moeder in gesprek te komen. De moeder hangt op, blokkeert de hulpverleners en komt niet naar afspraken. De GI wil [minderjarige] bij zijn vader plaatsen, daar naar speciaal onderwijs laten gaan en een zorgregeling met de moeder vaststellen. De zorgregeling zal de eerste twee keer begeleid worden door een hulpverlener waarmee de moeder vertrouwd is.

De standpunten van de ouders

De vader is het eens met de verzoeken.
De moeder vindt het heel moeilijk als [minderjarige] bij haar weg zou moeten. Ze zou hem enorm gaan missen. Ze heeft wel vertrouwen in de plaatsing bij de vader. Ze is het ook eens met de wisseling van school als [minderjarige] bij zijn vader geplaatst wordt, maar ze vindt het voor [minderjarige] fijner als hij op zijn huidige school kan blijven. Ze heeft spijt van haar drugsgebruik en haar agressie richting de GI.

De beoordeling

De kinderrechter zal alle verzoeken van de GI toewijzen. Het gaat namelijk niet goed genoeg met [minderjarige] bij zijn moeder thuis. [minderjarige] heeft een forse ontwikkelingsachterstand. Tevens zijn er zorgen over zijn verzorging, waaronder een gebrek aan passende kleding en hygiëne in de woning. De moeder heeft op de zitting verteld dat zij cocaïne heeft gebruikt in de weekenden dat [minderjarige] bij zijn vader was. Dit was niet goed voor haar en ze heeft spijt van haar (agressieve) gedragingen. De kinderrechter vindt het heel goed van de moeder dat zij al bij de huisarts is geweest om een afspraak met de psycholoog te maken om haar te helpen. De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] op dit moment het beste bij zijn vader kan wonen, zodat de moeder tijd heeft om aan zichzelf te werken. Dit is goed voor [minderjarige] , haarzelf en de nieuwe baby. De GI zal eerste twee bezoeken tussen [minderjarige] en zijn moeder laten begeleiden door een hulpverlener die de moeder kent. Als blijkt dat dit goed verloopt, zal de GI de contactmomenten uitbreiden. De kinderrechter zal de GI belasten met het gezag over [minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, zodat de GI [minderjarige] kan inschrijven op een passende school in de omgeving van de vader. Het gedeeltelijk gezag wordt toegekend voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 19 september 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
  • verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, met ingang van 18 oktober 2019 tot 19 september 2020;
  • stelt de volgende zorgregeling vast tussen [minderjarige] en zijn moeder: tussen de moeder en [minderjarige] zullen twee begeleide bezoeken plaatsvinden. Wanneer dit goed verloopt, kan de GI deze regeling uitbreiden naar onbegeleid contact en vervolgens opbouwen naar een middag, dan een dag en daarna met een overnachting. Het is aan de GI om het tempo in de uitbreiding van de zorgregeling te bepalen, waarbij het belang van [minderjarige] leidend is;
- belast de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland gevestigd te Utrecht met het gezag over [minderjarige] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling, tot 19 september 2020;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden