In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de gemeente Hilversum tot bijstandsverhaal. De gemeente verzocht de rechtbank te bepalen dat de man, die in deze procedure als verweerder optreedt, onderhoudsplichtig is voor zijn vermeende kind, geboren uit een relatie met de vrouw die bijstandsverlening ontvangt. De gemeente stelde dat de man de verwekker van het kind is en dat hij een onderhoudsbijdrage van € 90,00 per maand moet betalen, met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2018. De man heeft echter betwist dat hij de vader is van het kind en heeft aangegeven dat hij nooit heeft erkend dat hij onderhoudsplichtig is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2019 was de gemachtigde van de gemeente, de heer J.A.J. Heemskerk, aanwezig, evenals de man en zijn advocaat, mr. C.M. Kraan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de man de verwekker van het kind is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet de juridische vader is van het kind en dat de gemeente niet heeft aangetoond dat de man onderhoudsplichtig is. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de gemeente afgewezen.
De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de relevante wetsartikelen die bepalen dat kosten van bijstand alleen kunnen worden verhaald op degene die onderhoudsplichtig is en dat deze onderhoudsplicht niet wordt nagekomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat de man onderhoudsplichtig is, en heeft de verzoeken van de gemeente afgewezen.