Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De beoordeling
3.De beslissing
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In de ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1959 te Israël en thans verblijvende te PIV Nieuwersluis, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit vonnis is het resultaat van een meervoudige behandeling van de zaak, waarbij de inhoudelijke behandeling op 15 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. De ontnemingsvordering werd gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, die onder hetzelfde parketnummer viel. De officier van justitie, mr. C. Zijlstra, en de raadsman van de verdachte, mr. W.R. Jonk, hebben hun standpunten naar voren gebracht tijdens de zittingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grondslag is voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Hierdoor is de vordering van het Openbaar Ministerie tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2019.