ECLI:NL:RBMNE:2019:4971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
16/249917-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingszaak

In de ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1959 te Israël en thans verblijvende te PIV Nieuwersluis, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit vonnis is het resultaat van een meervoudige behandeling van de zaak, waarbij de inhoudelijke behandeling op 15 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. De ontnemingsvordering werd gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, die onder hetzelfde parketnummer viel. De officier van justitie, mr. C. Zijlstra, en de raadsman van de verdachte, mr. W.R. Jonk, hebben hun standpunten naar voren gebracht tijdens de zittingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grondslag is voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Hierdoor is de vordering van het Openbaar Ministerie tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: : 16/249917-18 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 oktober 2019
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats] (Israël),
thans verblijvende te PIV Nieuwersluis te Nieuwersluis,
hierna te noemen: de verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2019, 13 mei 2019, 23 juli 2019 en 15 oktober 2019. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden. De onderhavige ontnemingsvordering is toen gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, bekend onder hetzelfde bovenstaande parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen de door verdachte gemachtigde raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, naar voren heeft gebracht.

2.De beoordeling

In de strafzaak van verdachte is het Openbaar Ministerie bij vonnis van 29 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Gelet hierop is er geen grondslag voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Om die reden zal het rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en
E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2019.