ECLI:NL:RBMNE:2019:4980
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de maatmanomvang en arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA-uitkering
In deze zaak heeft eiseres, die in het verleden diverse banen had naast een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), zich op 8 oktober 2016 ziekgemeld. Eiseres ontving op dat moment een WW-uitkering gebaseerd op 35,23 uur per week en werkte daarnaast als verzorgende. Na haar ziekmelding heeft het Uwv haar een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend, gevolgd door een WIA-uitkering per 1 oktober 2018, waarbij een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,53% werd vastgesteld. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarna haar WIA-uitkering werd voortgezet op basis van een arbeidsongeschiktheid van 57,32%. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij betwistte dat de maatmanfunctie op 35,23 uur per week vastgesteld kon worden.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 oktober 2019, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatmanfunctie van eiseres, die gebruikt wordt voor het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid, door de arbeidsdeskundige op 35,23 uur per week was vastgesteld. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zij in werkelijkheid meer uren had gewerkt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de door eiseres overgelegde gegevens niet voldoende onderbouwden dat zij meer uren had gewerkt dan de vastgestelde maatmanomvang.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht is uitgegaan van een maatmanomvang van 35,23 uur per week en dat de WIA-uitkering van eiseres op basis van een arbeidsongeschiktheid van 57,32% terecht was toegekend. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.