ECLI:NL:RBMNE:2019:5052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
16/086517-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Luttelgeest

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 april 2019 in Luttelgeest betrokken was bij een steekpartij. De verdachte, geboren in Jemen en verblijvende in een asielzoekerscentrum, werd beschuldigd van twee pogingen tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 heeft de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.E. Martinez Linnemann. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De tenlastelegging omvatte onder andere het steken van twee slachtoffers met een mes, waarbij de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, evenals de bewijsmiddelen die door de politie waren verzameld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de pogingen tot zware mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van de mishandeling van een derde slachtoffer, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en de impact van alcoholgebruik op zijn gedrag. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/086517-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Jemen),
wonende te [adres] , [woonplaats] ( [AZC] ),
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol Detentiecentrum.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.E. Martinez Linnemann, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 10 april 2019 te Luttelgeest heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in de arm van [slachtoffer 1] te steken;
feit 1 subsidiair
op 10 april 2019 te Luttelgeest [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een mes in de arm van [slachtoffer 1] te steken;
feit 2
op 10 april 2019 te Luttelgeest [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met kracht op zijn hoofd te slaan en/of in zijn arm te bijten;
feit 3 primair
op 10 april 2019 te Luttelgeest heeft geprobeerd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in de heup van [slachtoffer 3] te steken;
feit 3 subsidiair
op 10 april 2019 te Luttelgeest [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een mes in de heup van [slachtoffer 3] te steken;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten en heeft haar standpunt verwoord in een door haar overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen in het dossier tegenstrijdig zijn en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot hetgeen ten laste is gelegd onder 1 heeft de raadsvrouw daarnaast aangevoerd dat uit het dossier niet volgt wie het slachtoffer heeft gestoken. Het is mogelijk dat niet verdachte, maar de heer [A] het slachtoffer heeft gestoken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte hem heeft geslagen, maar [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat [A] aangever heeft geslagen.
Bewijsmiddelen voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde [1]
[slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde op 10 april 2019 iemand kloppen op de deur van mijn bungalow [nummer] in [woonplaats] . Ik begreep dat degene die binnenkwam betrokken was bij een steekpartij. De andere partij had een mes. Daarna kwam de andere partij en klopte hard op de deur. Hij wilde binnenkomen met een mes. Hij heeft mij gestoken met het mes. Hij zei: “Waar is hij?” De meneer met het mes hebben jullie al aangehouden. De man die handboeien om heeft gehad door de politie is degene die mij heeft gestoken. Ik heb een verwonding aan mijn linker bovenarm. Het ziekenhuis heeft hechtingen aangebracht. Ik had veel bloed verloren. [2]
[slachtoffer 3] ( hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) heeft in een getuigenverklaring bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb met [verdachte] en [naam] gevochten op 10 april 2019 in Luttelgeest. Ik ging vervolgens naar bungalow [nummer] . Toen ik daar was klopten zij op de deur en er deed iemand open. Ze gingen naar mij vragen Ik zag daarna dat [verdachte] een mes had. Ik viel op de grond. Ik zag toen dat ik was geraakt met het mes. [verdachte] vluchtte en hij liet het mes achter. Later zag ik ook de wond in mijn been. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:
Ik zag dat [slachtoffer 1] een bebloede linkerarm had. Ik zag dat ambulancemedewerkers de broek van [slachtoffer 3] openknipten. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 3] een snijwond op zijn linker heup had. Ik zag dat de snijwond dwars over zijn linker heup liep en ongeveer 6 centimeter lang was. [4]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:
Ik hoorde dat er een man die op het bankje zat bij de receptie in de Engelse taal zei: "He have done it!". Ik zag dat hij wees naar de zojuist
binnengebrachte persoon. Hierop heb ik verbalisant [verbalisant 3] samen met hoofdagent van politie [verbalisant 1] de persoon aangehouden. De verdachte bleek later op het politiebureau te zijn genaamd: [verdachte] . [5]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:
Ik zag achter de openstaande deur van bungalow [nummer] een afgebroken lemmet van een mes liggen. Ik zag dat dit een lemmet was van een keukenvleesmes en dat deze een lengte had van circa 20 centimeter. Ik zag op het lemmet vermoedelijk bloed. De bloedvlekken werden later door mij getest. Deze test was positief op bloed. [6]
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft gevochten met [slachtoffer 3] en dat [slachtoffer 3] vervolgens bungalow [nummer] is binnengaan. Bij bungalow [nummer] stond [slachtoffer 1] bij de deur. Verdachte heeft [slachtoffer 1] vervolgens met een mes gestoken in zijn bovenarm waarop verdachte verder de bungalow is ingegaan. In deze bungalow heeft verdachte vervolgens [slachtoffer 3] gestoken met een mes. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het mes een keukenvleesmes is met een lemmet van ongeveer 20 centimeter.
De vraag is of verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard (er is dus sprake van voorwaardelijke opzet). Zij licht dat als volgt toe.
Door het steken met een mes met een lemmet van ongeveer 20 centimeter in de heup en/of bovenarm, waarin zich onder meer diverse zenuwen en spieren bevinden, bestaat (naar algemene ervaringsregels) de aanmerkelijke kans dat deze zenuwen en spieren onherstelbaar beschadigd raken (zwaar lichamelijk letsel). Te meer nu met een dergelijk groot mes meer dan oppervlakkige snijwonden kunnen worden toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van verdachte (uiterlijke verschijningsvorm) ook blijkt dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Dat blijkt ten eerste uit het feit dat hij in een ruzie een mes heeft gepakt. Daarmee bestaat het risico dat er personen gewond raken. Vervolgens heeft hij ook daadwerkelijk gestoken met het mes op plekken (bovenarm en heup) waar dit zeer schadelijke gevolgen kan hebben. Deze schadelijke gevolgen zijn niet ingetreden, waardoor sprake is van een poging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen éénmaal met een mes in de arm van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
op 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen éénmaal met een mes in de heup van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
poging tot zware mishandeling;
feit 3 primair
poging tot zware mishandeling..

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte:
  • verdachte is zwakbegaafd;
  • verdachte is asielzoeker in Nederland en bij een veroordeling loopt hij het risico dat hij niet mag blijven in Nederland terwijl het niet veilig is om naar Jemen, het geboorteland van verdachte, terug te keren.
De raadsvrouw verzoekt primair om een straf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt en subsidiair om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gestoken met een mes. De aanleiding was een ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 3] . Verdachte was onder invloed van alcohol en drugs. Hij heeft tijdens de ruzie een mes gepakt. Terwijl verdachte op zoek was naar [slachtoffer 3] heeft hij [slachtoffer 1] gestoken in zijn arm, toen deze de deur open deed van de woning waar [slachtoffer 3] naartoe was gegaan. Daarna heeft verdachte [slachtoffer 3] gestoken in zijn heup. Beide slachtoffers moesten met de ambulance naar het ziekenhuis om daar behandeld te worden voor hun steekwonden. Verdachte heeft de lichamelijk integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. Gelet op de plaats waar de slachtoffers gestoken zijn, mogen zij van geluk spreken dat zij geen ernstigere verwondingen hebben opgelopen.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 16 mei 2019 waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Vertrekpunt
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf onder meer gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij vaak aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Strafverzwarende en -verminderende omstandigheden
Verdachte heeft zich niet eenmaal, maar tweemaal schuldig gemaakt een poging tot zware mishandeling. Ten gunste van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan de slachtoffers, maar dat het bij pogingen hiertoe is gebleven. De rechtbank stelt op grond van voorgaande als vertrekpunt vast een gevangenisstraf van 10 maanden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GZ-psycholoog drs. J. Yntema van 7 juli 2019 en het rapport van psychiater S. Frehe en psychiater in opleiding N.G.A. Tak van 3 juli 2019. Uit deze rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en van een aantal destabiliserende factoren waardoor verdachte om zijn emoties te dempen toevlucht zoekt in middelengebruik, waaronder alcohol. Ook ten tijde van het delict was er sprake van alcoholintoxicatie. De psychiater heeft benoemd dat de alcoholintoxicatie mogelijk een drempelverlagende werking heeft gehad en dat hierdoor ook de impulscontrole is afgenomen. De psycholoog heeft in zijn rapport benoemd dat de inschatting is dat de alcoholintoxicatie gezorgd heeft voor oordeel- en kritiekstoornissen en gedragsproblemen, waardoor verdachte ten tijde van het ten laste gelegde explosief en agressief heeft gereageerd. De psycholoog onthoudt zich van een uitspraak over het recidiverisico, maar zegt hierover in zijn algemeenheid dat alcohol een ontregelend effect op gedrag kan hebben en mensen onder invloed van alcohol mogelijk eerder geneigd zijn tot agressie. De psychiater acht het recidiverisico matig indien verdachte zijn alcoholgebruik zal hervatten. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om in een ambulante setting onder andere aandacht te besteden aan psycho-educatie met betrekking tot middelengebruik en ondersteuning en begeleiding op verschillende leefgebieden. Het advies van de reclassering van 14 augustus 2019 sluit aan bij bovengenoemde rapportages. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling (GGZ-verslavingszorg).
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het van belang om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, om het risico dat verdachte zich in de toekomst aan dergelijke feiten schuldig zal maken te verkleinen.
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en onder 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van tien (10) maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twee (2) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na invrijheidsstelling meldt bij reclassering Tactus verslavingszorg op het adres: Noorderwagenstraat 2A, 8223 AM Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen door de GGZ verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Jole-Harmsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm van die [slachtoffer 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder [slachtoffer 1] heeft mishandeld door éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm van die [slachtoffer 1] te steken;
2
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die Al Shami meermalen, althans eenmaal (met kracht) op het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of stompen en/of in de (onder)arm te bijten;
3
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de heup van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder [slachtoffer 3] heeft mishandeld door éénmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de heup van die [slachtoffer 3] te steken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 april 2019, genummerd 2019041013535357, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 3 t/m 1099. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1041 tot en met 1044.
3.Pagina 1058.
4.Pagina 1001 tot en met 1002.
5.Pagina 1013.
6.Pagina 1078.