In deze zaak vorderde ING Bank, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.P. Jager, betaling van een restschuld van € 100.000,- van gedaagde, die zijn hypotheekverplichtingen niet was nagekomen. De rechtsvoorgangster van ING Bank, WestlandUtrecht Bank N.V., had in 2008 een geldleningsovereenkomst met gedaagde gesloten, waarbij een hypotheek op zijn woning was gevestigd. Na een executoriale verkoop van de woning in 2014, waarbij een restschuld van € 133.173,07 overbleef, vorderde ING Bank betaling van het resterende bedrag. Gedaagde voerde verweer en stelde dat ING Bank misbruik van recht had gemaakt door de woning te verkopen zonder voldoende inspanningen te leveren om de restschuld te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat ING Bank niet onterecht had gehandeld. Gedaagde had niet voldoende meegewerkt aan de onderhandse verkoop van de woning en had de makelaar geen toegang verleend. Bovendien was de vraagprijs van de woning te hoog in vergelijking met de taxatiewaarde. De rechtbank concludeerde dat het belang van ING Bank om de betalingsachterstand te beperken zwaarder woog dan het belang van gedaagde om zijn woning te behouden. De vordering van ING Bank werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de restschuld, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.